Paragraaf 3.2 Krachten meten

Hoofdstuk 3: Krachten
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 3: Krachten

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
  • Terugblik op vorige les
  • Paragraaf 3.2
- Practicum
- Uitleg lesstof
  • Zelfstandig aan de slag

Slide 2 - Tekstslide

Welke vervorming is tijdelijk?
plastische of elastische
A
plastische vervorming
B
elastische vervorming
C
beide zijn tijdelijke
D
beide zijn blijvend

Slide 3 - Quizvraag


Met welke soort vervorming
hebben we te maken
in de afbeelding?
A
Plastische vervorming
B
Brosse vervorming
C
Mechanische vervorming
D
Elastische vervorming

Slide 4 - Quizvraag

Wat voor soort
vervorming is
hier te zien
A
Elastische vervorming
B
Plastische vervorming

Slide 5 - Quizvraag

In welk van onderstaande voorbeelden is er sprake van plastische vervorming?
A
Een fietsband wordt flink ingedrukt als Wietske op haar fiets gaat zitten
B
Een polsstok buigt flink door tijdens een sprong van een atleet
C
Jara verbuigt een paperclip om daarmee haar iPad te resetten.
D
Een boom buigt ver mee met een hevige windvlaag

Slide 6 - Quizvraag

Is er maar één soort kracht?
A
Ja, alle krachten zijn hetzelfde.
B
Nee, er zijn meer soorten krachten.
C
Nee, dat hangt van de plaats af.
D
Ja, dat is de spierkracht.

Slide 7 - Quizvraag

Noem 3 soorten krachten

Slide 8 - Open vraag

Fs
Fz
Fn
Fv
Fsp
Kracht van een mens of dier
Duw - of trekkracht van een veer
Aantrekkingskracht van de aarde
Kracht van een ondersteunend oppervlak

Kracht in een touw of kabel 

Slide 9 - Sleepvraag

het zwaartepunt van een voorwerp zit altijd in het midden
A
waar
B
niet waar

Slide 10 - Quizvraag

Een voorwerp is stabiel wanneer het zwaartepunt zich boven het steunvlak bevindt.
A
waar
B
niet waar

Slide 11 - Quizvraag

Het aangrijpingspunt van de pijl geeft de ........ 
aan waar de kracht wordt uitgeoefend.
De richting van de pijl geeft de ...........
aan waarin de kracht werkt.


De lengte van de pijl geeft aan hoe .......
de kracht is.
plaats
richting
groot

Slide 12 - Sleepvraag

Teken de kracht van de man op de piano.

Slide 13 - Sleepvraag

Jasper heeft een serieus probleem, zijn auto wil niet starten. Er zit niets anders op dan de auto aan te duwen, Jasper duwt de auto aan met een kracht van 750N.
Sleep de juiste vector naar sleepdoel 1 of 2.

Slide 14 - Sleepvraag

Leerdoelen
  • De leerling weet hoe je krachten kunt meten.
  • De leerlingen weten hoe een krachtmeter werkt. 
  • De leerlingen kunnen de zwaartekracht berekenen. 
  • Krachten op schaal tekenen

Slide 15 - Tekstslide

Paragraaf 3.2 Krachten meten
Krachten konden 3 "effecten" hebben. Vormverandering, bewegingsverandering of geen zichtbare gevolgen. In die laatste situatie spreken we over evenwicht. 

De krachten zijn dan aan beide kanten even groot waardoor er niets lijkt te gebeuren. 

Slide 16 - Tekstslide

Paragraaf 3.2 Krachten meten
Van dat evenwicht kunnen we gebruik maken als we krachten willen meten. Op een weegschaal of met een krachtmeter (veerunster) gebruiken we dat. De zwaartekracht trekt ons naar beneden en door de normaalkracht of veerkracht worden we omhoog gehouden, de wijzers laten dus eigenlijk zien hoe groot die zwaartekracht is

Slide 17 - Tekstslide

Proef 1 (&2)
Bekijk de proef in je werkboek. 
Maak proef 1 (blz 168) 

Bij tijd over mag je ook beginnen met proef 2
klassikaal bespreken we de proef na. 

let op: het is een proef en geen speelgoed!

Slide 18 - Tekstslide

Paragraaf 3.2 Krachten meten
Zwaartekracht is overal waar massa is. Toch is de zwaartekracht overal anders, zelfs op aarde verschilt het op de plek waar je bent.

Officieel is de zwaartekracht in Nederland 9,81 N per kilogram. Maar om er makkelijk mee te rekenen ronden we dat af naar 10 N/kg.

Dat wil zeggen: Op elke Kilogram, werkt een zwaartekracht van ongeveer 10 N 

Slide 19 - Tekstslide

Paragraaf 3.2 Krachten meten
Dit is ook met een formule te berekenen:

                               Zwaartekracht = massa x 10
                                                  𝐹𝑧 = 𝑚 ∙𝑔

𝑔 = 𝑔𝑟𝑎𝑓𝑖𝑡𝑎𝑡𝑖𝑒𝑐𝑜𝑛𝑠𝑡𝑎𝑛𝑡𝑒 10 𝑁⁄𝑘𝑔
Dus wil je de zwaartekracht uitrekenen: De massa (in kg) maal de grafitatieconstante (9,8 N/kg) is de zwaartekracht

Slide 20 - Tekstslide

Bereken de zwaartekracht van een glas water van 300 gram
A
3000 N
B
3 N
C
30 N
D
300 N

Slide 21 - Quizvraag

Bereken de zwaartekracht van een een stalen balk van 375 kilogram
A
3750 N
B
375000 N
C
3,75 N
D
375 N

Slide 22 - Quizvraag

Bereken de massa van een voorwerp waarop 450 N werkt.
A
4500 kg
B
4,5 kg
C
45 kg
D
450 kg

Slide 23 - Quizvraag

Extra 3.2
Op aarde hebben we dus een zwaartekracht van 10 N/kg

Op andere planeten is de zwaartekracht groter of kleiner dan die op de aarde. ipv na de 10N/kg gebruiken we dan de waarde die in de tabel staat.

Slide 24 - Tekstslide

Zelfstandig aan de slag
Lees paragraaf 3.2 door.

Maak de vragen van paragraaf 2.

Ben je klaar? kijk naar de leerdoelen op blz 133. Kun jij nu al die doelen behalen?


Slide 25 - Tekstslide