13-09 1F Herhalen persoonsvorm en woordvolgorde

1F - 13 september
Wat gaan we doen?
- Herhalen werkwoord en woordvolgorde
- Bingo
- Ochtendjournaal kijken

1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2ISK

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

1F - 13 september
Wat gaan we doen?
- Herhalen werkwoord en woordvolgorde
- Bingo
- Ochtendjournaal kijken

Slide 1 - Tekstslide

Herhalen werkwoord en woordvolgorde

Slide 2 - Tekstslide

Wat is de stam van
wensen
A
wensen
B
wenst
C
wens

Slide 3 - Quizvraag

Wat is de stam van
rammelen
A
rammelen
B
rammel
C
rammelt

Slide 4 - Quizvraag

drinken
De vrouw ... een glas limonade.

Slide 5 - Open vraag

wonen
Mijn broer ... in Groningen.

Slide 6 - Open vraag

tellen
De leraar ... het aantal leerlingen in de klas.

Slide 7 - Open vraag

heten
Hoe ... de kat van jouw buurvrouw?

Slide 8 - Open vraag

rammelen
De baby ... met het speeltje.

Slide 9 - Open vraag

zingen
Oom Ali ... onder de douche.

Slide 10 - Open vraag

schoppen
Die kleine jongen ... tegen de stoel.

Slide 11 - Open vraag

horen
Mijn opa is oud, hij ... heel slecht.

Slide 12 - Open vraag

klagen
Ik ... niet zo vaak.

Slide 13 - Open vraag

Zet de woorden in de goede volgorde.
meteen - leggen - de vrouw - het vlees - in de koelkast

Slide 14 - Open vraag

lezen - de man - in de metro - zijn krant - altijd

Slide 15 - Open vraag

wassen - in de badkamer - zijn handen - voor het eten - hij

Slide 16 - Open vraag

morgen - brengen - naar het station - hij - zijn vriend

Slide 17 - Open vraag

Bingo
Wat: We gaan bingo spelen  met de woorden van thema 11.
Hoe: Je maakt drie x drie vakjes in je schrift.
Je kiest negen woorden van de volgende dia. Je schrijft in elk vakje een woord. Je doet het alleen.
Help? Vraag aan je klasgenoot of aan mij.
Tijd: De bingo duurt ongeveer tien minuten.
Klaar? Help een klasgenoot, wacht heel even op de rest.

Slide 18 - Tekstslide

Kies negen woorden!
af                                   niets                               rondkijken
bijna                             het gebied                  de naam
bellen                          de leraar                       het jaar
de familie                   het verslag                 willen
heerlijk                        welk                               de kast
de cake                       uitslapen                     dansen
het koekje                  het plan                       de avond


Slide 19 - Tekstslide

Maak zinnen met de woorden
Kies vier van de negen woorden. Maak met elk woord een zin.

Denk om:
de juiste vorm van het werkwoord
de juiste volgorde van de woorden in de zin

Slide 20 - Tekstslide

Ochtendjournaal

Slide 21 - Tekstslide