Evenwichtsinkomen. Er is evenwicht tussen bestedingen en inkomen
Slide 2 - Tekstslide
De productie > vraag
Voorraden stijgen
Slide 3 - Tekstslide
De productie > vraag
Voorraden stijgen
Productie verlagen
Inkomen daalt
Bestedingen dalen
Slide 4 - Tekstslide
De reële rente
Nominale en reele rente
De reele rente is de rente gecorrigeerd voor inflatie
Nominale rente 4 %
Inflatie 1,5 %
Reele rente = 104/101,5 X 100 = 102,5
Reele rente = 2,5 %
Slide 5 - Tekstslide
Verband tussen rente en consumptie
Als de rente stijgt zullen de besparingen toenemen en zal de consumptiequote afnemen
Als de rente daalt zullen de besparingen afnemen en zal de consumptiequote toenemen
Het deel van je inkomen dat je consumeert
Slide 6 - Tekstslide
Verband tussen rente en investeringen
Als de rente stijgt dalen de autonome investeringen omdat de kosten (hoge rente) groter zijn dan de opbrengsten van de investering
Als de rente daalt stijgen de autonome investeringen
Slide 7 - Tekstslide
Afleiden IS-curve
Zie bron 1:
Bij een gegeven rente r1
ontstaat het evenwichtsinkomen Y*1
Slide 8 - Tekstslide
Stel dat de (reële) rente stijgt
(naar r2).
Hierdoor wordt sparen
aantrekkelijker, waardoor de
spaarquote stijgt en dus de
consumptiequote (c) daalt.
Hellingsgetal bestedingslijn
wordt hierdoor kleiner.
Slide 9 - Tekstslide
Ook wordt investeren minder
aantrekkelijk, waardoor
autonome investeringen (I0)
dalen.
Door dalende consumptie
en investeringen daalt de EV
en dus de productie en het
inkomen (Y).
Slide 10 - Tekstslide
De bestedingslijn (EV) in de
bovenste grafiek kantelt en
verschuift naar beneden.
Het nieuwe evenwicht ligt bij
een lagere Y: Y2*.
Dit is het tweede punt op de
IS-curve: r2 en Y2*.
Bij hogere rente hoort dus een
lagere evenwichtsinkomen
Slide 11 - Tekstslide
Stel dat de (reële) rente daalt
(naar r3).
Hierdoor wordt sparen minder
aantrekkelijk, waardoor de
spaarquote daalt en dus de
consumptiequote (c) stijgt.
Hellingsgetal bestedingslijn
wordt hierdoor groter.
Slide 12 - Tekstslide
Ook wordt investeren
aantrekkelijker, waardoor
autonome investeringen (I0)
stijgen.
Door stijgende consumptie
en investeringen stijgt de EV
en dus de productie en het
inkomen (Y).
Slide 13 - Tekstslide
De bestedingslijn (EV) in de
bovenste grafiek kantelt en
verschuift naar boven.
Het nieuwe evenwicht ligt bij
een hoger Y: Y3*.
Dit is het derde punt op de
IS-curve: r3 en Y3*.
Bij lagere rente, hoort dus een
hoger evenwichtsinkomen
Slide 14 - Tekstslide
Als de rente verandert,
verschuift de IS-curve
dus niet, maar krijg je
een verschuiving
langs de curve.
Slide 15 - Tekstslide
Verschuivingen van de IS-curve
De IS-curve zal verschuiven als bestedingen (EV) veranderen door een andere oorzaak dan een verandering van de rente.
Slide 16 - Tekstslide
Stel dat de autonome overheidsbestedingen (O0) toenemen. Hierdoor stijgen de bestedingen en in het Keynesiaans kruis zal bestedingslijn naar boven verschuiven en zie je dat hierdoor Y* toeneemt.