Quiz kader 3

Taalquiz  
  1. Zinsontleding 
  2. Woordsoorten 
  3. Werkwoordspelling 
  4. Overige spelling 
  5. Over Taal  
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, mavoLeerjaar 3

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Taalquiz  
  1. Zinsontleding 
  2. Woordsoorten 
  3. Werkwoordspelling 
  4. Overige spelling 
  5. Over Taal  

Slide 1 - Tekstslide

Zinsontleding 

Slide 2 - Tekstslide

Na het ongeluk (1) /heeft (2)/een toevallige voorbijganger (3) /de politie (4)/gebeld (5).

Benoem deel 2 en 5
A
werkwoordelijk gezegde
B
onderwerp
C
lijdend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 3 - Quizvraag

Na het ongeluk (1) /heeft (2)/een toevallige voorbijganger (3) /de politie (4)/gebeld (5).

Benoem deel 3
A
werkwoordelijk gezegde
B
onderwerp
C
lijdend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 4 - Quizvraag

Na het ongeluk (1) /heeft (2)/een toevallige voorbijganger (3) /de politie (4)/gebeld (5).

Benoem deel 4
A
werkwoordelijk gezegde
B
onderwerp
C
lijdend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 5 - Quizvraag

Samengesteld of enkelvoudig?
-De presentatrice kondigt de kandidaten van het programma aan. -
A
Samengesteld
B
Enkelvoudig

Slide 6 - Quizvraag

Samengesteld of enkelvoudig?
-Ik moet nog naar de supermarkt, want de melk is op. -
A
Samengesteld
B
Enkelvoudig

Slide 7 - Quizvraag

Samengesteld of enkelvoudig?
-Nadat de film was afgelopen, verlieten de bezoekers de zaal. -
A
Samengesteld
B
Enkelvoudig

Slide 8 - Quizvraag

Woordsoorten

Slide 9 - Tekstslide

Pieter en Ron [1] geven elkaar een hand nadat ze[2] zich [3] verontschuldigd hebben [4].

Wat is woord[1] ?
A
zelfstandig naamwoord
B
lidwoord
C
werkwoord
D
persoonlijk vnw

Slide 10 - Quizvraag

Pieter en Ron [1] geven elkaar een hand nadat ze[2] zich [3] verontschuldigd hebben [4].

Wat is woord[2] ?
A
zelfstandig naamwoord
B
lidwoord
C
werkwoord
D
persoonlijk vnw

Slide 11 - Quizvraag

Pieter en Ron [1] geven elkaar een hand[3] nadat ze[2] zich verontschuldigd hebben [4].

Wat is woord[3] ?
A
zelfstandig naamwoord
B
lidwoord
C
werkwoord
D
persoonlijk voornaamwoord

Slide 12 - Quizvraag

Pieter en Ron [1] geven elkaar een hand[3] nadat ze[2] zich verontschuldigd hebben [4].

Wat is woord[4] ?
A
zelfstandig naamwoord
B
lidwoord
C
werkwoord
D
persoonlijk voornaamwoord

Slide 13 - Quizvraag

De leerlingen van kader 3 bakken een lekkere taart.
Wat is de?
A
lw
B
znw
C
bnw
D
ww

Slide 14 - Quizvraag

De leerlingen van kader 3 bakken een lekkere taart.
Wat is leerlingen?
A
lw
B
znw
C
bnw
D
ww

Slide 15 - Quizvraag

De leerlingen van kader 3 bakken een lekkere taart.
Wat is bakken?
A
lw
B
znw
C
bnw
D
ww

Slide 16 - Quizvraag

De leerlingen van kader 3 bakken een lekkere taart.
Wat is lekkere?
A
lw
B
znw
C
bnw
D
ww

Slide 17 - Quizvraag

Spelling - werkwoorden

Slide 18 - Tekstslide

Een vrouw uit Amerika heeft een bijzonder record … (behalen).

Slide 19 - Open vraag

Ze heeft sinds 1979 haar nagels niet … (knippen).

Slide 20 - Open vraag

Hij (worden) morgen 16 jaar!

Slide 21 - Open vraag

De jongen (tekenen) gisteren de docent na.

Slide 22 - Open vraag

De zenuwachtige man … (stressen) zo dat hij begon te trillen.

Slide 23 - Open vraag

Gisteren … (crashen) twee autocoureurs in de Grand Prix.

Slide 24 - Open vraag

Mijn vader … (volleyballen) vroeger op hoog niveau.

Slide 25 - Open vraag

Overige spelling 

Slide 26 - Tekstslide

Welk woord is goed gespeld: goudschat of goudsschat?
A
goudschat
B
goudsschat

Slide 27 - Quizvraag

Wij vonden de cabaretier erg grappig, maar de meeste/meesten vonden
hem flauw.

A
meeste
B
meesten

Slide 28 - Quizvraag

De meeste honden vind ik leuk, maar voor enkele/enkelen ben ik bang.

A
enkele
B
enkelen

Slide 29 - Quizvraag

Sommige/Sommigen voetballers willen voor geen goud naar een buitenlandse club.


A
Sommige
B
Sommigen

Slide 30 - Quizvraag

Noteer het meervoud van Guppy

Slide 31 - Open vraag

Noteer het meervoud van kangoeroe

Slide 32 - Open vraag

Over Taal 

Slide 33 - Tekstslide

Mijn ouders (stimuleren) me om hard te werken op school.
A
aanmoedigen
B
met iets beginnen
C
nauwkeurig onderzoeken
D
succes hebben

Slide 34 - Quizvraag

De (schaduwzijde) van smartphones is dat het moeilijk is om ze weg te leggen.
A
aanwijzing hoe iets moet en wat niet mag
B
bekend door iets slechts
C
bezwaren, nadelen
D
succes

Slide 35 - Quizvraag

Het (prototype) van de nieuwe elektrische auto is uitgebreid getest.
A
eerste model van een nieuw product
B
iemand die niet in zijn woonplaats woont en werkt
C
moeilijke keuze tussen twee dingen

Slide 36 - Quizvraag

De zanger heeft de (illusie) dat hij een top 10-hit zou scoren opgegeven.
A
geld voor een later doel
B
gedachte die te mooi is om waar te zijn
C
ramp, groot ongeluk

Slide 37 - Quizvraag

Selma (opperde) om uit te gaan, maar Bram heeft geen zin.
A
Voorstellen
B
zich bezighouden met
C
ziek maken of beschadigen

Slide 38 - Quizvraag

Een camper is (als het ware) een huisje op wielen.
A
belangrijk en invloedrijk
B
je kunt het ermee vergelijken
C
opgelucht

Slide 39 - Quizvraag

De voorzitter heeft nog geen (reactie) gegeven op de geruchten.
A
commentaar
B
motief
C
opvatting

Slide 40 - Quizvraag

Of het een goed idee was, zal na de bijeenkomst (duidelijk worden).
A
blijken
B
citeren
C
tegenspreken

Slide 41 - Quizvraag

Mijn vader vindt het leuk om een uitgebreide maaltijd te … ..

A
Bereiden
B
Berijden

Slide 42 - Quizvraag

Ik … mijn geld terug!

A
ijs
B
eis

Slide 43 - Quizvraag