Laatste les taaltoets

• Nederlands
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 4

Nog één keer herhalen ;)

1) LessonUp

2) Woorden met Quizlet

3) Woorden met Blooket 

Persoonsvorm in de t.t.
Ik (spelen) bijna nooit games.

Persoonsvorm in de t.t.
Hij (zijn) mijn beste vriend.

Eva heeft me zaterdagavond haar nummer (mailen) maar ik durf haar niet te bellen

een (goud) ring

een (acryl) beeld

wat is het meervoud van zee

1. zeeën
2. zeën

Wat is het meervoud van
kip

1. kippen
2. kipen
3. kipjes
4. kippetjes

Meervoud van: bangerik

1. Bangerikken
2. Bangeriken

Waarom heeft de samenstelling een tussenletter -e-?
beresterk

1. Het eerste woord gaat over iets waar er maar één van is
2. Het eerste woord heeft een versterkende betekenis
3. Het eerste woord heeft een meervoud op -en én op -s

Maak samenstellingen van de volgende woorden:

beer + sterk

Maak samenstellingen van de volgende woorden:

aap + trots

Wat is een homoniem?

1. een woord met meerdere betekenissen
2. twee woorden die hetzelfde klinken, maar anders worden geschreven
3. woorden die ongeveer hetzelfde betekenen

Wat is een homofoon?

1. een woord met meerdere betekenissen
2. twee woorden die hetzelfde klinken, maar anders worden geschreven
3. woorden die ongeveer hetzelfde betekenen

Wij kijken naar de koe die in de wei staat.

1. homoniem
2. homofoon
3. synoniem
4. tegenstelling

bank is een ...

1. homoniem
3. synoniem
4. homofoon

Schrijf over. Zet hoofdletters en leestekens waar dat moet.

ik blijf vandaag thuis omdat ik schoolziek ben

Schrijf over. Zet hoofdletters en leestekens waar dat moet.
Levi wil je die bak met potloden aangeven

Na het ongeluk (1) /heeft (2)/een toevallige voorbijganger (3) /de politie (4)/gebeld (5).

Benoem deel 1

1. meewerkend voorwerp
2. onderwerp
3. bijvoeglijke bepaling
4. bijwoordelijke bepaling

Na het ongeluk (1) /heeft (2)/een toevallige voorbijganger (3) /de politie (4)/gebeld (5).

Benoem deel 2 en 5

1. werkwoordelijk gezegde
2. onderwerp
3. lijdend voorwerp
4. bijwoordelijke bepaling

Na het ongeluk (1) /heeft (2)/een toevallige voorbijganger (3) /de politie (4)/gebeld (5).

Benoem deel 3

1. werkwoordelijk gezegde
2. onderwerp
3. lijdend voorwerp
4. bijwoordelijke bepaling

Na het ongeluk (1) /heeft (2)/een toevallige voorbijganger (3) /de politie (4)/gebeld (5).

Benoem deel 4

1. werkwoordelijk gezegde
2. onderwerp
3. lijdend voorwerp
4. bijwoordelijke bepaling

Samengesteld of enkelvoudig?
-De presentatrice kondigt de kandidaten van het programma aan. -

1. Samengesteld
2. Enkelvoudig

Samengesteld of enkelvoudig?
-Ik moet nog naar de supermarkt, want de melk is op. -

1. Samengesteld
2. Enkelvoudig

Pieter en Ron geven [1] elkaar een hand nadat [2] ze zich [3] verontschuldigd hebben [4].

Wat is woord[1] ?

1. zelfstandig naamwoord
2. aanwijzend vnw
3. werkwoord
4. bezittelijk voornaamwoord

Pieter en Ron geven elkaar [1] een hand nadat ze [2] zich [3] verontschuldigd hebben [4].

Wat is woord[2] ?

1. zelfstandig naamwoord
2. persoonlijk voornaamwoord
3. werkwoord
4. bezittelijk voornaamwoord

Pieter en Ron geven elkaar [1] een hand nadat [2] ze zich [3] verontschuldigd hebben [4].

Wat is woord [3] ?

1. wederkerig vnw
2. wederkerend vnw
3. werkwoord
4. ondersch. vw

De leerlingen van mavo 4 eten graag een lekker ijsje in de pauze
Wat is in?

1. lw
2. znw
3. bnw
4. vz

Welk stijlfiguur?
De gasten hebben het huisje keurig netjes achtergelaten.

1. pleonasme
2. tautologie

Welk stijlfiguur?
Er is een mogelijke kans op complicaties.

1. pleonasme
2. tautologie

IJverig noteert de leerling alles op.

1. pleonasme
2. tautologie
3. contaminatie