4.2 Spelling

4.2 Spelling
Lesdoelen:
je kunt werkwoorden vervoegen;
je kunt de ik-vorm spellen;
je kunt de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd spellen.

1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

4.2 Spelling
Lesdoelen:
je kunt werkwoorden vervoegen;
je kunt de ik-vorm spellen;
je kunt de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd spellen.

Slide 1 - Tekstslide

werkwoorden

Slide 2 - Woordweb

Werkwoorden vervoegen
aanpassen van het ww ten behoeve van de zin.
Tegenwoordige of verleden tijd.
Enkelvoud of meervoud.

Slide 3 - Tekstslide

Bijvoorbeeld
Pieter bakt een taart. (ev+tt)
Pieter bakte een taart. (ev+vt)
Pieter en Truus bakken een taart. (mv+tt)
Pieter en Truus bakten een taart. (mv+tt)

Slide 4 - Tekstslide

De ik-vorm
Dat is meestal het hele ww zonder -en.
De ik-vorm eindigt nooit op een v of een z. (F of S)
Geen dubbele medeklinker, wel dubbele klinker
(lopen - loop, bakken - bak)

Slide 5 - Tekstslide

Persoonsvorm in de t.t.
Bij enkelvoud ik-vorm of ik-vorm+t
(Ik word gek, zij wordt gek)

Bij meervoud het hele werkwoord
(wij worden gek, jullie worden gek)

Slide 6 - Tekstslide

Noteer de ik-vorm van het werkwoord 'leven'.

Slide 7 - Open vraag

Noteer de ik-vorm van het werkwoord 'koppen'.

Slide 8 - Open vraag

Noteer de juiste vorm.
Hij ....... heel hard (werken)

Slide 9 - Open vraag

Noteer de juiste vorm.
........ jij heel hard? (werken)

Slide 10 - Open vraag

Aan de slag
Maken + nakijken                 4.2 B,C & D

Slide 11 - Tekstslide