wk48 3VG keuze - SO1 - W G

3VG Dienstag, der 30. November
herhalen rijtjes vaste voorzetsels
voorzetsels met 2e naamval
keuze voorzetsels
m. 7, 23, 25, 26, 29A
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

3VG Dienstag, der 30. November
herhalen rijtjes vaste voorzetsels
voorzetsels met 2e naamval
keuze voorzetsels
m. 7, 23, 25, 26, 29A

Slide 1 - Tekstslide

Welke voorzetsels gaan ook alweer met de 3e naamval? Schrijf op wat je nog weet!

Slide 2 - Woordweb

We hebben het al over voorzetsels van de 4e naamval gehad, noteer welke je nog weet 
Voorzetsels 4e naamval

Slide 3 - Woordweb

Voorzetsels met 2e naamval (altijd!)
De volgende voorzetsels gaan ALTIJD met de 2e naamval. Denk dan dus ook aan de (e)s na het znw bij een mannelijk of onzijdig woord!
während = tijdens
infolge = ten gevolge van
statt = in plaats van
wegen = vanwege, wegens
trotz = ondanks

Slide 4 - Tekstslide

En dan de keuze voorzetsels!
Welke zijn het
Wat zijn de 3 regels?

Slide 5 - Tekstslide

De 9 keuze voorzetsels
An = aan, op (tijd, dag):  Es hängt an der Wand (v). Wir machen das an dem Montag (m).
Auf = op (plaats):              Das Buch liegt auf dem Tisch (m).
Hinter = achter:                 Hinter dem Wald (m) liegt ein Haus.
Neben = naast:                  Ich sitze neben dem Mann.
In = in, over (tijd).:            Es liegt in dem Schrank (m). Ich kommen in 2 Minuten (v, mv)
Unter = onder:                   Die Katze läuft unter den Tisch (m).
Über = over, boven:         Das Flugzeug fliegt über die Stadt /über der Stadt (v)
Vor = voor (plaats):          Ich stehe vor dem Haus (o)
Zwischen = tussen:         Er sitzt zwischen seinem Vater und seiner Mutter.

Ze worden ook wel ‘kast voorzetsels’ genoemd.

Slide 6 - Tekstslide

Wat zijn de regels in dit geval?
Regel 1. je kunt vragen ‘wo’ of 'wann': waar of wanneer
Plaatsbepaling of tijdbepaling: 3e naamval, geldt voor alle 9 voorzetsels!
Voorbeeld: Ich sitze auf dem Stuhl (m)

Regel 2. je kunt vragen ‘wohin’: waar naar toe
Beweging met een doel, verandering:  4e naamval, geldt voor alle 9 voorzetsels!
Voorbeeld: ich gehe in die Stadt (v)

Regel 3. Je kunt niet vragen wo of wohin: vluchtregel of 7/2 regel (dit zijn vaak uitdrukkingen!)
Auf/über gaan met 4e naamval
Rest met 3e naamval

NB: de tijd waarin het ww staat maakt niet! DUS of het 'ik zit tussen mijn ouders' of 'ik zat tussen mijn ouders' of 'ik heb tussen mijn ouders gezeten' is ALLEMAAL een plaatsvraag en dus 3e naamval!

Slide 7 - Tekstslide

Let op!
Warten auf = wachten op
Alleen als je letterlijk op iets zit en wacht op iets/iemand, mag je 3e naamval gebruiken, anders altijd 4e naamval gebruiken.

Dus: wir warten auf unserer Freundin (3e nv), betekent: 

ich warte auf dem Bus (3e nv), betekent:

In deze gevallen gebruik je dus de 4e naamval! 

Wat wel kan: ich warte auf dem Sofa bis meine Mutter zu Hause kommt

Slide 8 - Tekstslide

Er steigt in sein______ Wagen (m) und fährt los
A
seinem
B
seinen

Slide 9 - Quizvraag

Wollen wir uns vor d_______ Kino (o) treffen?

A
dem
B
das

Slide 10 - Quizvraag

In (deze)_______ Diskothek (v) entstand eine Prügelei zwischen (alle)_______ Jungen (mv)
A
dieser, alle
B
diese, alle
C
dieser, allen
D
dieser, alle

Slide 11 - Quizvraag

Ingrid, komm bitte an d_______ Tür (v)!

A
der
B
die

Slide 12 - Quizvraag

Ich habe Angst vor d_____________ Hund (m).
A
dem
B
den

Slide 13 - Quizvraag

Ik wil met voor keuze voorzetsels
A
extra oefenen
B
meer uitleg
C
best te doen, nog even wat zinnetjes oefenen

Slide 14 - Quizvraag

Hausaufgaben
SO1 K2: Wörter AB + vaste voorzetsels (3e en 4e naamval)

afm. 23, 25, 26, 29A
oefening keuze vz: 1e 5 zinnen

Slide 15 - Tekstslide

3VG Mittwoch, der 1. Dezember
SO 1
Wörter G
m. 23, 25, 26, 29A

Slide 16 - Tekstslide

Hausaufgaben
L. Wörter A tm D/F
l. vaste VZ + modale ww
dl. Keuze voorzetsels S 168 #17

Slide 17 - Tekstslide

Donnertag, der 2. Dezember
Nakijken 23, 29, rijtjes!
Opdracht boekje bekijken en kiezen
Zelf aan het werk met:
- Boek opdracht 7
- extra opdracht Voorzetsels
- extra opdracht modale ww

Slide 18 - Tekstslide

Hausaufgaben
L. Wörter A tm D/F
l. vaste VZ + modale ww
l. Keuze voorzetsels S 168 #17

Slide 19 - Tekstslide