03 - Duidelijk en helder taalgebruik 2

Duidelijk en helder taalgebruik
Taalverzorging §B2
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 11 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Duidelijk en helder taalgebruik
Taalverzorging §B2

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Als het goed is, weet je aan het eind van deze les: 
- hoe miscommunicaties op syntactisch, semantisch en pragmatisch niveau ontstaan; 
- hoe je deze miscommunicaties kunt herkennen en voorkomen. 

Slide 2 - Tekstslide

Even terug
Vorige les hebben we gezien dat miscommunicaties op verschillende niveaus kunnen ontstaan. 

Wat verstaan we onder: 
- miscommunicaties of syntactisch niveau?
- miscommunicaties op semantisch niveau? 

Slide 3 - Tekstslide

Huiswerk
We bespreken opdracht 1 tot en met 3 op pagina 284 klassikaal. 

Slide 4 - Tekstslide

Niveau 3: Pragmatiek
Het laatste niveau is het pragmatische niveau; dit heeft te maken met het juiste taalgebruik op het juiste moment. Denk hierbij aan: 

- wat wil je bereiken met wat je zegt of schrijft?
- gepast of ongepast (beleefd of onbeleefd)
- aanpassen van taalgebruik aan situatie en persoon: communicatieve competentie
 

Slide 5 - Tekstslide

Aan de slag
Werk nu aan opdracht 4, 6 en 7 op pagina 284 en 285. 

Slide 6 - Tekstslide

Werkwoordspelling
Om werkwoorden op de juiste manier te spellen, vervoegen we ze. Dit houdt in dat we het werkwoord aanpassen aan de rest van de zin.

Vooral de spelling van de persoonsvorm wordt door veel mensen als lastig ervaren. Als je je aan de volgende regels houdt, lukt het jou ook.

Slide 7 - Tekstslide

Persoonsvorm tegenwoordige tijd enkelvoud
De spelling van de persoonsvorm hangt van het onderwerp af.




*als je of jij het onderwerp is en achter de
persoonsvorm staat, gebruiken we de stam.
1e persoon
ik
stam
2e persoon
je, jij of u
stam + t/stam*
3e persoon
hij, zij of het
(alles wat niet ik, je, jij of u is)
stam +t

Slide 8 - Tekstslide

Let op!
- Er kunnen twee vormen van de stam zijn: het hele werkwoord -en of  de persoonsvorm die we gebruiken als ik  het onderwerp is.

- Twijfel je (vooral bij werkwoorden waarvan de stam op een -d eindigt) of er een -t achter moet, vervang het dan door een vorm van lopen.

- -dt aan het eind van een werkwoord kan alleen voorkomen als de stam op een -d eindigt en het onderwerp een tweede of derde persoon is.

Slide 9 - Tekstslide

Persoonsvorm tegenwoordige tijd meervoud
Voor de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd in het meervoud gebruiken we het hele werkwoord, zoals het ook in het woordenboek terug te vinden is. Hierop is één uitzondering:

Als u in het meervoud het onderwerp is, gebruiken we stam+t.

Slide 10 - Tekstslide

Werkwoordspelling
Vul in de zinnen de juiste werkwoorden in in de tegenwoordige tijd. 

- ... (worden) je broertje nooit moe van je als je hem zo ... (irriteren)?
- Hij ... (updaten) de computer, omdat hij de laatste tijd vaak ... (crashen). 
- Ik ... (vermoeden) dat hij teveel tijd aan het gamen  ... (besteden).
 - ... (worden) je nooit moe van je broertje als hij je zo ... (uitschelden).

Slide 11 - Tekstslide