Overal 1-2 hv 7.5 kracht en bewegen

7.5 kracht en beweging
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScienceMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

7.5 kracht en beweging

Slide 1 - Tekstslide

leerdoelen
somkracht berekenen
tegenwerkende krachten.

Slide 2 - Tekstslide

tegenwerkende krachten
Beweging wordt tegengewerkt door wrijvingskrachten.

Slide 3 - Tekstslide

Rolweerstand
De wrijving op draaiende wielen heet rolweerstand

Met wielen kan je de piano makkelijker verplaatsen.

Slide 4 - Tekstslide

Rolweerstand
De rolweerstand is ook afhankelijk
van de ondergrond. Op een zand weg zakken de banden diep in Het zand. Het contactoppervlak Tussen de banden en de ondergrond is dan groot. De rolweerstand dan ook.

Slide 5 - Tekstslide

rolweerstand
Tekst
Zachte banden maken
veel contact met de
ondergrond. De rol-
weerstand is dan ook groot.

Slide 6 - Tekstslide

rolweerstand
De rolweerstand is kleiner bij:
  • hardere banden en harder wegdek
  • gladdere banden en een gladder wegdek
  • Een kleinere contactoppervlakte tussen de   banden en de weg

Slide 7 - Tekstslide

luchtweerstand
Als je fietst of loopt, wordt je tegengewerkt door de lucht. De lucht oefent een wrijvingskracht uit. Dit noemen we de lucht-weerstand.

Slide 8 - Tekstslide

luchtweerstand
Luchtweerstand is ongewenst.
Bij een grote luchtweerstand moet je meer kracht zetten. Je verbruikt meer energie.

Slide 9 - Tekstslide

luchtweerstand
Bij een hoge snelheid is de luchtweerstand groot


Slide 10 - Tekstslide

luchtweerstand
Met een goede stroomlijn is de luchtweerstand Klein.

Slide 11 - Tekstslide

luchtweerstand
De grootte van de luchtweerstand hangt ook af van de vorm.   
Hoe groter het frontale oppervlak 
hoe groter de luchtweerstand.

Slide 12 - Tekstslide

luchtweerstand
De luchtweerstand is kleiner bij:
  • Een betere stroomlijn
  • een lagere snelheid
  • een kleiner frontaal oppervlak

Slide 13 - Tekstslide

Als je de snelheid tijdens het fietsen verhoogd wordt de luchtweerstand?
A
kleiner
B
groter
C
blijft gelijk

Slide 14 - Quizvraag

Welke weerstandskracht is het grootst bij parachutespringen?
A
luchtweerstand
B
rolweerstand
C
dalingsweerstand
D
snelheidsweerstand

Slide 15 - Quizvraag

Wat is GEEN tegenwerkende kracht?
A
Remkracht
B
motorkracht
C
Luchtweerstand
D
Rolweerstand

Slide 16 - Quizvraag

De luchtweerstand op een parachutist tijdens een val (waarbij de parachute nog niet is geopend) met constante snelheid is even groot als met geopende parachute met constante snelheid. Immers, de zwaartekracht verandert niet. Hieruit kan geconcludeerd worden dat:
A
de luchtweerstand alleen afhankelijk is van het oppervlak.
B
de luchtweerstand alleen afhankelijk is van de snelheid.
C
de luchtweerstand niet af-hankelijk is van de snelheid en ook niet van het oppervl.
D
de luchtweerstand afhankelijk is van zowel de snelheid als het oppervlak.

Slide 17 - Quizvraag

Wat voor kracht wordt hier
gebruikt?
A
remkracht
B
Spankracht
C
Luchtweerstand
D
rolweerstand

Slide 18 - Quizvraag

Een fietser rijd de berg op. Welke krachten werken hem tegen?
A
Zwaartekracht
B
Wrijvingskracht
C
Luchtweerstand
D
Alle 3 genoemde krachten

Slide 19 - Quizvraag

Als het sneeuwt, wordt de remweg langer. Hoe komt dat?
A
Omdat de luchtweerstand is afgenomen.
B
Omdat de luchtweerstand is toegenomen.
C
omdat de rolweerstand is afgenomen.
D
Omdat de rolweerstand is toegenomen.

Slide 20 - Quizvraag

Waarom hebben schaatsers van die strakke pakken aan?
A
Staat mooi
B
Kleiner frontaal oppervlak
C
De luchtweerstand is minimaal
D
De rolweerstand is hierdoor klein

Slide 21 - Quizvraag

Vektor
Een vektor heeft grootte, 
richting en een aangrijpingspunt.


We tekenen een vektor met een pijl:
  • De lengte van de pijl geeft de grootte van de kracht aan.
  • De richting van de pijl geeft de richting van de kracht aan.
  • De beginpunt van de pijl is de aangrijpingspunt.

    Slide 22 - Tekstslide

    Somkracht
    Een kracht is een vectorgrootheid.
    Bij kracht is de richting belangrijk.
    Het resultaat van deze krachten heet somkracht of resulterende kracht
    .

    Slide 23 - Tekstslide

    Slide 24 - Tekstslide

    Krachten in dezelfde beweegrichting...
    worden bij elkaar geteld.

    Slide 25 - Tekstslide

    Slide 26 - Tekstslide

    Krachten in tegenovergestelde richtingen.
    worden van elkaar afgetrokken.
    Krachten
    Resultante kracht

    Slide 27 - Tekstslide

    Somkracht
    De Somkracht is de kracht van verschillende krachten samen.
    De Somkracht kun je vinden door de kracht naar achteren af te trekken van de kracht naar voren.




    =
    _
    spierkracht 100N
    weerstandskracht 100N
    somkracht 0N

    Slide 28 - Tekstslide

    Versnellen
    Bij versnellen is de kracht naar voren groter dan de kracht naar achteren


    spierkracht = 200N
    weerstandskracht =150N
    200 - 150 = 50N
    Somkracht is 50N


    Slide 29 - Tekstslide

    vertragen
    Bij vertragen is de kracht naar achteren groter dan de kracht naar voren.



    spierkracht = 170N
    weerstandskracht =200N
    170- 200 = -30N
    Somkracht is - 50N

    Slide 30 - Tekstslide

    constante snelheid
    Bij een constante snelheid is de kracht naar achteren even groot als de kracht naar voren.



    spierkracht = 150N
    weerstandskracht =150N
    150- 150 = 0N
    Somkracht is  0N

    Slide 31 - Tekstslide

    Krachten in dezelfde richting....
    A
    Trek je van elkaar af
    B
    Tel je bij elkaar op
    C
    vermenigvuldig je met elkaar
    D
    deel je door elkaar

    Slide 32 - Quizvraag

    1 hokje ≙ 100 N. Hoe groot is de somkracht?
    A
    100 N
    B
    200 N
    C
    300 N
    D
    500 N

    Slide 33 - Quizvraag

    Jan is aan het fietsen en produceert een spierkracht van 360 N.
    De luchtweerstand is 330 N
    Wat gebeurt er met zijn snelheid?
    A
    Die is constant
    B
    Er is vertragen
    C
    Er is versnelling
    D
    Hij remt

    Slide 34 - Quizvraag

    1 hokje ≙ 100 N. Hoe groot is de somkracht?
    l
    A
    100 N
    B
    200 N
    C
    300 N
    D
    -100 N

    Slide 35 - Quizvraag

    1 hokje ≙ 100 N. Hoe groot is de somkracht?
    l
    A
    100 N
    B
    -400 N
    C
    -300 N
    D
    300 N

    Slide 36 - Quizvraag

    Deze pijl geeft een kracht weer van
    A
    1 N
    B
    8 N
    C
    13 N
    D
    104 N

    Slide 37 - Quizvraag

    Wat is de luchtweerstand (gele pijl) bij een constante snelheid?
    A
    1000 N
    B
    1500 N
    C
    2000 N
    D
    2500N

    Slide 38 - Quizvraag

    huiswerk
    Lees paragraaf 7.5 
    maak de vragen van 7.5 

    Slide 39 - Tekstslide