Les Nederlands+ week 11 - Klas 2

Nederlands+
Klas 1
Nederlands+
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 1

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 75 min

Onderdelen in deze les

Nederlands+
Klas 1
Nederlands+

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
  • Aan de slag met Numo! (15 minuten)

  • Terugblik les vorige week (5 minuten)

  • Uitleg hoofdletters en leestekens (10-15 minuten)

  • Aan de slag met Station! (25 minuten)

  • Zelfstandig nakijken (5 minuten) 

Slide 2 - Tekstslide

Aan de slag met Numo!
(20 minuten)
timer
15:00
Korte schoolcode: STJM

Wat?
Zelf kiezen. Kies wel iets waar je nog veel voor moet doen.

Hoe?
Alleen en op eigen laptop

Als je oortjes bij je hebt, dan mag je muziek luisteren. Géén geluid van laptop zelf.

Slide 3 - Tekstslide

Terugblik
vorige week
Klinkers, medeklinkers, samenstellingen en lettergrepen
bui-ten-spel-po-si-tie
top-pres-ta-tie

Slide 4 - Tekstslide

Hoofdletters
en
leestekens

Slide 5 - Tekstslide

Hoofdletters en leestekens
Hoofdletters
  • Aan het begin van bijna elke zin;
  • Bij namen.

Voorbeeld: De regels op de Sint-Jozefmavo zijn strenger geworden.

Komma
  • Tussen twee persoonsvormen;
  • Bij opsommingen (maar niet als je het woordje en gebruikt).

Voorbeeld: Als het buiten te warm is, blijven Jaap, Piet, Frits en Nico lekker binnen.

Punt, uitroepteken of vraagteken
Aan het einde van een zin zet je een punt, vraagteken of uitroepteken!

Slide 6 - Tekstslide


Wanneer gebruik je
een hoofdletter?
A
Alléén aan het begin van een zin
B
Alléén bij namen
C
Aan het begin van een zin én bij namen

Slide 7 - Quizvraag


Je schrijft altijd een 
komma tussen...
A
twee werkwoorden
B
een bijvoeglijk naamwoord en een zelfstandig naamwoord
C
een lidwoord en een bijvoeglijk naamwoord
D
twee persoonsvormen

Slide 8 - Quizvraag

Hoofdletters en leestekens
Een citaat is als je wil duidelijk maken wat iemand precies of letterlijk heeft gezegd.

Aanhalingstekens
Om iemand te citeren gebruik je aanhalingstekens. Wat iemand precies gezegd heeft staat tussen de aanhalingstekens.

Voorbeelden:
  • Kees zei gisteren: 'Ik heb mijn auto gewassen'.
  • 'Vandaag ga ik zeker scoren!', zei Mo in de kleedkamer.


Let op: onderstaand voorbeeld is geen citaat:
  • Kees zei gisteren dat hij zijn auto heeft gewassen.

Er staat namelijk niet letterlijk wat Kees gezegd heeft.

Slide 9 - Tekstslide


In welke zin wordt op 
de juiste manier geciteerd?
A
In de vakantie ga ik chillen, zei Ilse.
B
'In de vakantie ga ik chillen', zei Ilse.
C
In de vakantie ga ik chillen, 'zei Ilse'.
D
Ilse zei dat ze in de vakantie gaat chillen.

Slide 10 - Quizvraag


De onderstaande zin is een citaat.

Ali vroeg aan de trainer: 'Mag ik vandaag verdedigen?'.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quizvraag

Aan de slag met Station!
(25 minuten)
Let op: niet in boek schrijven!

Wat?
Perron 1, opdracht 11, 13, 14 en 15

Klaar? Lees dan vast de theorie op bladzijde 12.

Hoe?
Alleen en in stilte.

Wat heb je nodig?
Schrift + pen. Dus geen laptop!
timer
25:00

Slide 12 - Tekstslide

Zelfstandig nakijken
(10 minuten)
timer
10:00
Wat?
Kijk je eigen opdrachten na.

Hoe?
Alleen


Slide 13 - Tekstslide

Tot volgende week!
Niet vergeten

Neem volgende week ook weer je etui, schrift
leesboek en laptop mee.

Zorg dat je laptop is opgeladen!

Slide 14 - Tekstslide