SO Thema 3 Ordening BS 1 t/m 3 1 TL

thema 3 "Ordening" 
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

thema 3 "Ordening" 

Slide 1 - Tekstslide

Bij de ordening kijken we naar kenmerken van een organisme.
Omschrijf de definitie van een kenmerk

Slide 2 - Open vraag

Prokaryoten
Eukaryoten

Slide 3 - Sleepvraag

Welke hoort NIET bij de vier rijken?
A
Dieren
B
Mensen
C
Bacteriën
D
Planten

Slide 4 - Quizvraag

zet de organisme bij de juiste cellen. 

Slide 5 - Sleepvraag

Geef de indeling van organismen in groepen
op volgorde van groot
naar klein
Domein
Rijk
Geslacht
Soort
Orde
Familie

Slide 6 - Sleepvraag

De slakken hiernaast lijken veel op elkaar, maar er zijn kleine verschillen. Dit noem je .....
A
Selectie
B
Evolutie
C
Verwantschap
D
Variatie

Slide 7 - Quizvraag

Het ontstaan van soorten, veranderen en verdwijnen heet
A
variatie
B
evolutie
C
selectie

Slide 8 - Quizvraag

Wanneer behoren twee dieren tot dezelfde soort?

Slide 9 - Open vraag

Welke twee kenmerken worden er gebruikt voor het indelen van het rijk van de dieren?

Slide 10 - Open vraag

De symmetrie van dit dier is?
A
Tweezijdig symmetrisch
B
Veelzijdig symmetrisch
C
Niet symmetrisch

Slide 11 - Quizvraag

Wat voor symmetrie heeft een kwal?
A
Tweezijdig symmetrisch
B
Veelzijdig symmetrisch
C
Niet-symmetrisch

Slide 12 - Quizvraag

Inwendig skelet
uitwendig skelet

Slide 13 - Sleepvraag

Hiernaast zie je een zeeanemoon. Dit dier hoort bij de neteldieren. Hoe vangt dit dier zijn prooi?

Slide 14 - Open vraag

Zet de dieren bij hun juiste stam. 

Slide 15 - Sleepvraag

Hiernaast zie je een kruising tussen een zebra en ezel. Kun je dit dier in de wei zetten met een ander dier zonder dat je bang hoeft te zijn dat er jongen komen? Waarom?

Slide 16 - Open vraag

Een skelet is een kenmerk om dieren te ordenen
A
ja
B
nee

Slide 17 - Quizvraag

Wat is niet een manier om dieren te ordenen?
A
kijken naar hun skelet
B
kijken naar hun symmetrie
C
Kijken naar de plek waar ze leven
D
kijken naar hun DNA

Slide 18 - Quizvraag

Bacteriën hebben
A
wel een celwand geen celkern wel bladgroenkorrels
B
wel een celwand wel een celkern geen bladgroenkorrels
C
geen celwand geen celkern wel bladgroenkorrels
D
wel een celwand geen celkern geen bladgroenkorrels

Slide 19 - Quizvraag

Bacteriën zijn
A
prokaryoot
B
eukaryoot

Slide 20 - Quizvraag