Tussenletter in samenstellingen

Tussenletter in samenstellingen
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Tussenletter in samenstellingen

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Wanneer moet je een -s toevoegen?
1. Als je in een samenstelling een -s hoort, dat schrijf je die ook: machtsvertoon
2. Soms begint het tweede deel van de samenstelling met een s-klank. Vervang dan het tweede deel door een woord dat niet met een s-klank begint. Hoor je een -s? Dan schrijf je een -s: passagiersschip (want passagierslijst) 

Slide 5 - Tekstslide

Welke samenstelling(en) is/zijn goed gespeld?
A
slotceremonie
B
slotalinea
C
levensstijl

Slide 6 - Quizvraag

Wanneer moet je een -e of -en toevoegen? 

Basisregel: als het eerste deel van de samenstelling een zelfstandig naamwoord is dat alleen een meervoud op -en heeft, schrijf je -en- tussen de woorden: vriendendienst

Slide 7 - Tekstslide

Uitzonderingen (-e)
1. het eerste deel heeft geen meervoud: benzinelucht
2. het eerste deel verwijst naar iets waar er maar één van is: zonnestraal 
3. het eerste deel heeft ook een meervoud op -s: gedachtegang
4. het eerste deel is geen zelfstandig naamwoord: huilebalk 
5. het eerste deel versterkt een bijvoeglijk naamwoord: reuzehandig

Slide 8 - Tekstslide

Welke samenstelling is correct gespeld?
A
apentrots
B
apetrots

Slide 9 - Quizvraag

Welke samenstelling is correct gespeld?
A
bessensap
B
bessesap

Slide 10 - Quizvraag

Welke samenstelling is correct gespeld?
A
blessureleed
B
blessuresleed
C
blessurenleed

Slide 11 - Quizvraag

Welke samenstelling is correct gespeld?
A
personeelstop
B
personeelsstop

Slide 12 - Quizvraag

Welke samenstelling is correct gespeld?
A
zonnestraal
B
zonnenstraal

Slide 13 - Quizvraag

Les 13 samenstellingen
opdrachten 1, 2 en 4 maken 
huiswerk dinsdag 6-2

Slide 14 - Tekstslide

Werkwoordsvormen op -(d)de(n) of -(t)te(n)  

Slide 15 - Tekstslide

Noteer de juiste werkwoordsvorm.
1 Gisteren … (lunchen) we met onze familie in een restaurant ter ere van de verjaardag van oma.

Slide 16 - Open vraag

2 Heb jij onze beslissing … (accepteren) of ben je het er niet mee eens?

Slide 17 - Open vraag

3 Vorige week … (verplichten) hij ons plotseling tot het schrijven van een heleboel verslagen.

Slide 18 - Open vraag

4 De rectrix heeft vorig jaar een aantal strenge regels … (verzachten).

Slide 19 - Open vraag

5 … (vermijden) smalle dijkwegen als het glad is!

Slide 20 - Open vraag