- Je kunt vragen beantwoorden over de theorie van 5.2
- Je begrijpt de BINAS pagina 68A en 90A
- Je kunt de energiebronnen van een spier bij lichte training beschrijven
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5
In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 120 min
Onderdelen in deze les
Leerdoel 5.2 deel 2
- Je kunt vragen beantwoorden over de theorie van 5.2
- Je begrijpt de BINAS pagina 68A en 90A
- Je kunt de energiebronnen van een spier bij lichte training beschrijven
Slide 1 - Tekstslide
Welke in de spieren gevormde stof leidt tot het vermoeide gevoel dat in die spieren optreedt?
Slide 2 - Open vraag
Vinden in de gistcellen in rijzend deeg alleen assimilatieprocessen, alleen dissimilatieprocessen of beide typen processen plaats?
A
alleen assimilatieprocessen
B
alleen dissimilatieprocessen
C
beide typen processen
Slide 3 - Quizvraag
Mest geeft ammonium-ionen in de bodem en die worden omgezet in nitraat. Voor planten met bladgroen is nitraat een belangrijke stof. Voor de productie van welke stoffen vooral is nitraat een belangrijke grondstof?
A
voor de productie van eiwitten
B
voor de productie van koolhydraten
C
voor de productie van vetten
D
voor de productie van alle organische stoffen
Slide 4 - Quizvraag
In spieren van de mens vinden onder andere de volgende stofwisselingsprocessen plaats:
1 opbouw van eiwitten uit aminozuren, 2 vorming van melkzuur uit glucose, 3 vorming van glycogeen uit glucose, 4 vorming van CO2 en H2O uit glucose en O2.
Bij welk of bij welke van deze processen komt energie vrij die kan worden gebruikt voor het samentrekken van de spieren?
A
alleen proces 3
B
alleen proces 4
C
proces 1 en 3
D
proces 2 en 4
Slide 5 - Quizvraag
Enkele bestanddelen van het voedsel van de mens zijn: eiwitten, koolhydraten en vetten.
Welke van deze voedselbestanddelen kunnen stoffen leveren die zowel bij de assimilatie als bij de dissimilatie in cellen worden gebruikt?
A
alleen koolhydraten
B
koolhydraten en vetten
C
eiwitten en vetten
D
koolhydraten, eiwitten en vetten
Slide 6 - Quizvraag
Tijdens de aanloop en hinkstapsprong vindt in de beenspieren van een atleet anaërobe dissimilatie plaats. Welke stof of stoffen komen in de spieren vrij bij dat proces?
A
alleen melkzuur
B
alleen koolstofdioxide en water
C
koolstofdioxide en melkzuur
D
koolstofdioxide, water en melkzuur
Slide 7 - Quizvraag
Energie kan worden opgeslagen in de vorm van een koolhydraat. In de vorm van welk koolhydraat wordt energie in het lichaam van de mens uiteindelijk opgeslagen?
A
zetmeel
B
cellulose
C
glycogeen
D
insuline
Slide 8 - Quizvraag
BINAS 68A
Slide 9 - Tekstslide
De energiesystemen en hun energiebronnen
Het lichaam kan gebruik maken van de volgende energiesystemen:
Vrij ATP
Creatinefosfaat (CP)
Anaërobe dissimilatie van glucose (glycolyse)
Aërobe verbranding van glucose
Aërobe verbranding van vet
BINAS 90A
Slide 10 - Tekstslide
BINAS 90A
Vrij ATP
2-4 sec
Opslag is niet mogelijk = zwaar molecuul
Steeds omzetting vanuit ADP
Slide 11 - Tekstslide
BINAS 90A
CP
10-25 sec
CP levert fosfaatmolecuul aan ADP, zodat weer ATP ontstaat
Opslag CP in spieren
100m + 200m
sprint
Slide 12 - Tekstslide
BINAS 90A
Anaërobe dissimilatie van glucose
25-70 sec
In cytoplasma
Levert 2 ATP
Levert melkzuur
100m hardlopen + 1500m schaatsen
Slide 13 - Tekstslide
BINAS 90A
Aërobe dissimilatie van glucose
65- ........ sec
In mitochondria
Levert 38 ATP
Langzaam proces
Voorraad glucose = glycogeen in lever en spieren
Ongetrainde mensen hebben 500g voorraad glycogeen. Getrainde mensen wel 1kg! Daar kan dan 45-60 min zware inspanning mee geleverd worden.
tijdrit wielrennen + marathon
Slide 14 - Tekstslide
Aërobe dissimilatie van vet
(staat niet in 90A)
Vet levert veel energie (129 ATP!!) en is altijd aanwezig in het lichaam.
Kost heel veel zuurstof!!
Vetverbranding bij inspanningen van lage intensiteit.