In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Spreken, Kijken en Luisteren
Kader leerjaar 4
Slide 1 - Tekstslide
Welke 2 soorten van communicatie zijn er?
Slide 2 - Open vraag
Verbale communicatie
Non - verbale communicatie (lichaamstaal)
Slide 3 - Tekstslide
Een voorbeeld van non-verbale communicatie is zuchten
A
waar
B
niet waar
Slide 4 - Quizvraag
Een voorbeeld van non verbale communicatie is lachen
A
waar
B
niet waar
Slide 5 - Quizvraag
Een voorbeeld van verbale communicatie is lachen
A
waar
B
niet waar
Slide 6 - Quizvraag
Een hand geven bij een sollicitatiegesprek is een voorbeeld van verbale communicatie
A
waar
B
niet waar
Slide 7 - Quizvraag
Ontspannen zitten bij een sollicitatiegesprek is een voorbeeld van non-verbale communicatie
A
waar
B
niet waar
Slide 8 - Quizvraag
Bij communicatie is het volgende belangrijk:
-stemgebruik - toonhoogte - volume - lichaamstaal
Slide 9 - Tekstslide
Taalgebruik
Informeel
Formeel
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Video
Is een zakelijke brief formeel of informeel?
A
Formeel
B
Een combinatie van formeel en informeel
C
Dat mag je zelf bepalen
D
Informeel
Slide 12 - Quizvraag
Is dit formeel of informeel?
A
FORMEEL
B
INFORMEEL
Slide 13 - Quizvraag
Is dit formeel of informeel
A
Formeel
B
Informeel
Slide 14 - Quizvraag
Kijk uit joh! Dit is formeel/informeel
A
formeel
B
informeel
Slide 15 - Quizvraag
Formeel of informeel? Een bedrijf
A
Formeel
B
Informeel
C
Geen van beide
D
Allebei
Slide 16 - Quizvraag
Is de taal in dit fragment formeel of informeel?
A
formeel
B
informeel
Slide 17 - Quizvraag
Goede aantekeningen maak je zo:
1. Lees de tekst grondig of luister goed naar alles wat er wordt gezegd.
2. Schrijf alleen de hoofdzaken op. Gebruik daarbij steekwoorden. Steekwoorden zijn de belangrijkste woorden in een tekst.
Gebruik afkortingen die je later zelf nog begrijpt.
3. Schrijf schematisch. Gebruik pijlen en andere tekens om het verband tussen woorden en zinnen aan te geven.
4. Onderscheid hoofd- en bijzaken duidelijk van elkaar.
5. Gebruik zo nodig tussenkopjes boven delen van je aantekeningen.
Slide 18 - Tekstslide
Maak aantekeningen van het volgende filmpje
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Video
Wat is het doel van dit filmpje?
Slide 21 - Open vraag
De presentatoren gebruiken non-verbale communicatie. Welke?
Slide 22 - Open vraag
Wat valt je op aan de lichaamstaal van de eerste presentator?
Slide 23 - Open vraag
Slide 24 - Video
Een interviewer kan 2 soorten vragen stellen:
- Open vraag Dit zijn vragen waarop de geïnterviewde uitgebreid kan antwoorden. Met een open vraag geef je de ander meer ruimte om zelf het antwoord te bepalen.
- Gesloten vraag Dit zijn vragen die je met ‘ja’ of ‘nee’ of een kort antwoord kunt beantwoorden.
Slide 25 - Tekstslide
Geef 2 voorbeelden van een gesloten vraag.
Slide 26 - Open vraag
Geef 2 voorbeelden van een open vraag
Slide 27 - Open vraag
Beeldgebruik
Aanvullend
Ondersteunend
Versierend
Slide 28 - Tekstslide
snelweg
A
ondersteunen
B
aanvullen
C
versieren
Slide 29 - Quizvraag
In het fragment wordt dit beeld gebruikt. Wat is de bedoeling van dit beeld?
A
versieren
B
ondersteunen
C
aanvullen
Slide 30 - Quizvraag
Kijk nog eens naar het plaatje. Wat is het doel van dit beeld?