5.4 Zenuwstelsel HSX

Zenuwstelsel                                      
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Zenuwstelsel                                      

Slide 1 - Tekstslide

Thema 5 paragraaf 4
Het zenuwstelsel.

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
De lesdoelen waren dat je weet:
- Uit welke delen het zenuwstelsel bestaat.
- Uit welke delen het centrale zenuwstelsel bestaat.
- Hoe een zenuwcel gebouwd is.
- Wat een prikkel is.
- Wat een impuls is.
- Waar je je bewust wordt van een prikkel.
Doelen bereikt?

Slide 3 - Tekstslide

Voorkennis
Ademhaling --> zuurstof opnemen
Vertering --> voedingsstoffen opnemen
Bloed --> stoffen vervoeren door je lichaam.

= nodig voor verbranding (en dat is nodig om te kunnen groeien, bewegen, warm te blijven).

Slide 4 - Tekstslide

Voorkennis
Zintuigen --> waarnemen van de buitenwereld.

Zonder waarneming is er geen contact en kan je niet leven.

Slide 5 - Tekstslide

Hersenen
Je ademhaling, de spijsvertering, de bloedsomloop, de verbranding, het waarnemen wordt allemaal geregeld in je hersenen.
Sommige simpele regeldingen worden geregeld door het ruggenmerg.
We noemen je hersenen + het ruggenmerg ook wel het centrale zenuwstelsel.

Slide 6 - Tekstslide

Het ruggenmerg

Slide 7 - Tekstslide

Zenuwstelsel
Je hersenen ontvangen informatie van je zintuigen en verwerken deze informatie.
De informatie komt via de zenuwen bij de hersenen.

Hersenen + ruggenmerg + zenuwen noemen we het zenuwstelsel.

Slide 8 - Tekstslide

(Centrale) zenuwstelsel
Het centrale zenuwstelsel bestaat uit de hersenen en het ruggenmerg.
Het zenuwstelsel bestaat uit het centrale zenuwstelsel en de zenuwen.

Slide 9 - Tekstslide

Hersenen en zintuigen
Je hebt je hersenen nodig om na te denken en je zintuigen om te weten wat er om je heen gebeurt.


Slide 10 - Tekstslide

Prikkels en impulsen
Een prikkel is een berichtje (uit de omgeving) dat wordt opgevangen in een zintuig.

In je zintuig wordt zo'n prikkel omgezet in een elektrisch stroompje, dat noem je een impuls.

Slide 11 - Tekstslide

Impulsen
Impulsen zijn elektrische stroompjes
die van een zintuig naar de hersenen
gaan.


Slide 12 - Tekstslide

Impulsen
Impulsen gaan ook van de hersenen
naar een spier of een klier.
Zo kan je reageren op een waarneming.


Slide 13 - Tekstslide

Zenuwcel
Om de uitlopers zit de 
myelineschede.
Een uitloper kan wel een meter lang zijn!!
Via de uitlopers gaan signalen zowel naar de cel toe als er vandaan.  

Slide 14 - Tekstslide

duizenden
Er is nooit maar 1 uitloper die een impuls moet verzorgen. Het zijn er duizenden die gebundeld zijn in zogeheten zenuwbanen. De myelineschedes zorgen ervoor dat ze mooi geisoleerd blijven. 
Kijk maar eens..

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

zenuwcellen
Er zijn 3 typen zenuwcellen:
Gevoelszenuwcellen
Bewegingszenuwcellen
Schakelcellen

Slide 17 - Tekstslide

gevoelszenuwcellen
Gevoelszenuwcellen geleiden impulsen van zintuigen naar het centrale
zenuwstelsel. De cellichamen van gevoelszenuwcellen liggen vlak bij het
centrale zenuwstelsel. Een gevoelszenuwcel heeft één lange uitloper, die
impulsen naar het cellichaam toe geleidt. Soms is deze uitloper wel een meter lang, bijvoorbeeld bij een gevoelszenuwcel die impulsen geleidt van een zintuigcel in een teen naar het cellichaam vlak bij het ruggenmerg

Slide 18 - Tekstslide

Bewegingszenuwcellen
Bewegingszenuwcellen geleiden impulsen van het centrale
zenuwstelsel naar spieren of klieren (zie afbeelding 27). De cellichamen
van bewegingszenuwcellen liggen in het centrale zenuwstelsel. Een
bewegingszenuwcel heeft één lange uitloper (soms wel een meter lang), die
impulsen van het cellichaam af geleidt.
Schakelcellen geleiden impulsen binnen het centrale zenuwstelsel. Ze
verbinden de uitlopers van gevoelszenuwcellen met de uitlopers van
bewegingszenuwcellen (zie afbeelding 27). Schakelcellen liggen in hun
geheel in het centrale zenuwstelsel. Schakelcellen zijn onderling verbonden
door middel van uitlopers.

Slide 19 - Tekstslide

Schakelcellen
Schakelcellen geleiden impulsen binnen het centrale zenuwstelsel. Ze verbinden de uitlopers van gevoelszenuwcellen met de uitlopers van
bewegingszenuwcellen (zie afbeelding 27). Schakelcellen liggen in hun geheel in het centrale zenuwstelsel. Schakelcellen zijn onderling verbonden door middel van uitlopers.

Slide 20 - Tekstslide

Afbeelding
De volgende sheet is een afbeelding waarin je kunt zien hoe die 3 verschillende zenuwcellen verband met elkaar hebben.

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Reflexboog
Bewuste reactie: prikkel->impuls->hersenen. Dan denken je hersenen na over wat er moet gebeuren en sturen vervolgens impulsen weg voor een gepaste reactie.
Reflex: In het ruggenmerg zitten de schakelcellen. Deze sturen de impuls niet alleen naar de hersenen, maar ook  direct door naar een spier zodat die direct reageert. Hierdoor kan je zelfs sneller reageren dan dat je bijvoorbeeld de pijn 'voelt'.  De weg die impulsen afleggen bij een reflex noemen we de reflexboog.

Slide 23 - Tekstslide

en nu...
Even kijken wat je weet.

Slide 24 - Tekstslide

Een prikkel is?
A
een elektrisch stroompje
B
een berichtje uit je omgeving

Slide 25 - Quizvraag

Een impuls is?
A
een elektrisch stroompje
B
een berichtje uit je omgeving

Slide 26 - Quizvraag

Een zintuig is een orgaan dat reageert op prikkels.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 27 - Quizvraag

Een impuls is een invloed van uit het milieu op een organisme.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 28 - Quizvraag

Een geluid is een voorbeeld van een prikkel
A
Waar
B
Niet waar

Slide 29 - Quizvraag

Tastzintuigen reageren op lichte aanrakingen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 30 - Quizvraag

Drukzintuigen liggen in de oren.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 31 - Quizvraag

In de huid komt maar 1 type zintuig voor.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 32 - Quizvraag

Een orgaan dat reageert op bepaalde invloeden uit de omgeving door het maken van impulsen:
A
Hersenen
B
Zenuw
C
Spier
D
Zintuig

Slide 33 - Quizvraag

Hiermee neem je pijn waar:
A
Tastzintuig
B
Drukzintuig
C
Pijnpunten
D
Warmte zintuig

Slide 34 - Quizvraag

Een invloed uit de omgeving op een organisme:
A
impuls
B
prikkel
C
zenuw
D
ruggenmerg

Slide 35 - Quizvraag

Een soort elektrisch signaal dat door een zenuw kan worden voortgeleid:
A
impuls
B
prikkel
C
zenuw
D
hersenen

Slide 36 - Quizvraag

Noem 4 voorbeelden van prikkels.

Slide 37 - Open vraag

Hoe reageren zintuigcellen als ze prikkels opvangen?
A
Je trekt je hand weg doordat het pijn doet.
B
Ze sturen de prikkels door naar je hersenen.
C
Ze maken er impulsen van.

Slide 38 - Quizvraag

Wanneer wordt je je bewust van een waarneming?
A
Als er een prikkel in je zintuig komt.
B
Als het impuls in de hersenen is verwerkt.

Slide 39 - Quizvraag

Resumerend
De lesdoelen waren dat je weet:
- Uit welke delen het zenuwstelsel bestaat.
- Uit welke delen het centrale zenuwstelsel bestaat.
- Hoe een zenuwcel gebouwd is.
- Wat een prikkel is.
- Wat een impuls is.
- Waar je je bewust wordt van een prikkel.
Doelen bereikt?

Slide 40 - Tekstslide