In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
H3.8
Slide 1 - Tekstslide
Wat is het meervoud van garage
A
Garage’s
B
Garages
Slide 2 - Quizvraag
Wat is het meervoud van foto?
A
Fotoos
B
Foto’s
Slide 3 - Quizvraag
Lesdoel
Deze les leren we de regels toepassen van de meervoudsvormen.
Slide 4 - Tekstslide
Let goed op! Na de uitleg worden er vragen gesteld over het filmpje
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Video
Wat is een trema?
A
Een streepje op een letter
B
Twee puntjes op een letter
C
Een komma na een letter
Slide 7 - Quizvraag
Twee puntjes op een letter
dit noemen we een 'trema'
Slide 8 - Tekstslide
Woord eindigt op -ie of -ee
Regel 1: Schrijf de meervoudsvorm op zoals je het hoort. Dit is meestal zo wanneer je een -s moet toevoegen. Actie wordt acties Regel 2: Bij het toevoegen van -en komt er op de laatste e een trema (dus ë)
Fee wordt feeën
Fantasie wordt fantasieën
Slide 9 - Tekstslide
Meervoudsvorm van het woord 'zee' is ....
A
zeën
B
zeeën
C
zees
D
zeen
Slide 10 - Quizvraag
Meervoudsvorm van mummie is ...
A
Mummieën
B
Mummies
C
Mummiës
Slide 11 - Quizvraag
Woord eindigt op -a, -o, -i, -u, -y
Regel: Je schrijft dan in het meervoud komma s erna. Dat noemen we ook wel een apastrof.
Pinda wordt pinda's
Taxi wordt taxi's Paraplu wordt paraplu's Auto wordt auto's
Lolly wordt lolly's
Slide 12 - Tekstslide
Woorden die eindigen op -us
- politicus wordt politici
-technicus wordt technici
Slide 13 - Tekstslide
Woorden die eindigen op -um
Woorden uit het Grieks of Latijn museum wordt musea