29 november
1 / 47
Lesduur is: 60 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Video
Wat doet Marieke als Martin belt?
A
Ze staat in de kamer
B
Ze leest een boek
C
Ze drinkt thee
D
Ze is bij de kapper
Slide 6 - Quizvraag
Hoeveel kilometer moet Marieke lopen van het station naar de markt?
A
Slide 7 - Quizvraag
Wat is de 'Pijp'
Slide 8 - Open vraag
Wanneer gaan ze samen naar de markt?
Slide 9 - Open vraag
vraagwoorden
Slide 10 - Woordweb
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
de .............broek
A
groen
B
mooje
C
korte
D
lang
Slide 15 - Quizvraag
De ..................muur
A
hooge
B
hoge
C
hogge
D
hoogge
Slide 16 - Quizvraag
De .............schildpad
A
traag
B
traage
C
traagge
D
trage
Slide 17 - Quizvraag
het ...........jongetje
A
slimme
B
slim
C
slime
D
slimmee
Slide 18 - Quizvraag
Het meisje is lief
Het...........meisje
Het...........meisje
Slide 19 - Open vraag
de tak is dun
de..............tak
de..............tak
Slide 20 - Open vraag
de zon is geel
de ......zon
de ......zon
Slide 21 - Open vraag
De trui is duur
A
de duure trui
B
de dure trui
C
de durre trui
D
de duurre trui
Slide 22 - Quizvraag
Slide 23 - Video
Slide 24 - Video
Slide 25 - Tekstslide
Slide 26 - Tekstslide
Slide 27 - Tekstslide
Slide 28 - Tekstslide
Slide 29 - Tekstslide
Slide 30 - Tekstslide
Slide 31 - Tekstslide
Slide 32 - Tekstslide
Slide 33 - Tekstslide
Slide 34 - Tekstslide
Slide 35 - Tekstslide
Deze man is..
A
opgegeven
B
opgepakt
C
gevraagd
D
opgedaan
Slide 36 - Quizvraag
een trui van goede kwaliteit..
A
gaat snel kapot
B
kun je niet kopen
C
gaat niet snel kapot
D
is te groot
Slide 37 - Quizvraag
wat is geen kleding?
A
jurk
B
sok
C
broek
D
bril
Slide 38 - Quizvraag
Een broek die is nagemaakt is
A
nap
B
nop
C
neep
D
nep
Slide 39 - Quizvraag
A
de verkoper
B
het verkoper
C
de verkooper
D
het veerkoper
Slide 40 - Quizvraag
A
een waarschuiwing
B
een waardeschuwing
C
een waarschuwing
D
een waarsguwing
Slide 41 - Quizvraag
A
de keuken
B
de spullen
C
de spulen
D
de koken
Slide 42 - Quizvraag
A
de scholieren
B
de schoolieren
C
het scholieren
D
het schollieren
Slide 43 - Quizvraag
Is dit goed gespeld?
de parfuum
de parfuum
A
ja
B
nee
Slide 44 - Quizvraag
Waarom verkopen de scholieren nepkleding?
