Th8 Stofwisseling in de cel + Th9 DNA Havo5 Formuleervragen oefenen

Th8 Stofwisseling +
Th 9 DNA 
Havo 5
Formuleervragen oefenen
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4,5

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Th8 Stofwisseling +
Th 9 DNA 
Havo 5
Formuleervragen oefenen

Slide 1 - Tekstslide

Oefenen formuleervragen
De volgende opdrachten komen uit recente eindexamens Havo. Het zijn vooral opdrachten waarbij gevraagd wordt naar een uitleg voor minstens 2 punten.

Bij een uitleg of verklaring wordt gevraagd naar opeenvolgende oorzaak-gevolgstappen. Elk punt dat je kunt krijgen voor de vraag is dan een stap (let op, soms krijg je 1 punt pas voor 2 kleine stappen). Bij beredeneren moet je biologische kennis gebruiken en vaak combineren met kennis uit de bron (tekst of gegevens) om een stelling te onderbouwen of ondersteunen. 

Kijk je antwoorden kritisch na m.b.v. het antwoordmodel. Let op dat je alle denkstappen moet noteren voor een punt en dat je biologische begrippen in het antwoord moet gebruiken of uitleggen. 

Slide 2 - Tekstslide

Vraag 1 
In Noord-Amerika werden in 2006 opeens veel dode vleermuizen gevonden. Onderzoekers doen onderzoek om het uitsterven van vleermuissoorten te voorkomen.
Vleermuizen zijn voor hun voedsel afhankelijk van vliegende insecten.’s Winters overbruggen vleermuizen deze voedselloze periode door in winterslaap te gaan: ze verlagen hun stofwisselingsniveau waardoor hun lichaamstemperatuur daalt. Gedurende de winterslaap worden ze enkele keren actief, waarbij hun lichaamstemperatuur kortdurend stijgt.
Als de vleermuizen vaak ontwaken tijdens hun winterslaap, raakt hun vetreserve eerder op. Dit zou de waargenomen sterfte kunnen verklaren.

Leg uit hoe het vaker ontwaken leidt tot het eerder opraken van de vetreserve. (2p)

Slide 3 - Tekstslide

Leg uit hoe het vaker ontwaken leidt tot het eerder opraken van de vetreserve. (2p)

Slide 4 - Open vraag

Antwoordmodel (2p)
Uit het antwoord moet blijken dat
• (bij wakkere vleermuizen) de activiteit / het energieverbruik / het stofwisselingsniveau / de lichaamstemperatuur hoger is 1p
• er meer (vet)verbranding is (waardoor de vetreserves eerder opraken) 1


Slide 5 - Tekstslide

Hoeveel punten denk je dat je hebt gehaald?
A
0
B
1
C
2
D
ik weet het echt niet

Slide 6 - Quizvraag

Vraag 2+3 Kanoet met te korte snavel
De kanoet broedt in het Noordpoolgebied en overwintert in tropische 
waddengebieden in Mauritanië. Tijdens de trek van broedgebied naar overwinteringsgebied maken de vogels een tussenstop aan de Bocht van Gdansk (Polen) en bij de Nederlandse Waddenzee (afbeelding 2). Vooral de jonge dieren vullen hier hun vetreserves aan. De kanoeten verblijven van eind augustus tot begin mei in Mauritanië.
Trekvogels zoals de kanoet slaan hun reservevoedsel op in de vorm van vet. Reserves kunnen ook aangelegd worden in de vorm van koolhydraten zoals glycogeen. Vetten leveren 38 kJoule per gram, koolhydraten leveren 17 kJoule per gram.
Leg uit dat het voor een trekvogel voordeliger is om vet als reservevoedsel op te slaan in plaats van glycogeen. (2p)

Slide 7 - Tekstslide

Vraag 2: Leg uit dat het voor een trekvogel voordeliger is om vet als reservevoedsel op te slaan in plaats van glycogeen. (2p)

Slide 8 - Open vraag

Antwoordmodel (2p)
voorbeelden van een juist antwoord:
− Door energie op te slaan in vetten is er een kleinere massa reservestof nodig, waardoor de vogel minder energie gebruikt bij het vliegen.
− Als een kanoet zijn energie opslaat in de vorm van glycogeen zal hij zwaarder worden en daardoor minder goed kunnen vliegen.
• het omschrijven van het gevolg van de grotere energiedichtheid van vet voor de massa van de vogel 1
• een bijbehorend gevolg voor het vliegen 1


Slide 9 - Tekstslide

Hoeveel punten denk je dat je hebt gehaald?
A
0
B
1
C
2
D
ik weet het echt niet

Slide 10 - Quizvraag

Vraag 2+3 Kanoet met te korte snavel
Sinds 1983 worden in Gdansk jaarlijks kanoeten gemeten en gewogen. Hieruit blijkt dat de gemiddelde grootte van de kanoeten afneemt. Een hypothese hiervoor is dat door de wereldwijde opwarming van het klimaat kleinere kanoeten in het voordeel zijn ten opzichte van grotere kanoeten. Door hun kleinere bouw zouden ze namelijk beter hun warmte kwijt kunnen raken.

Verklaar waardoor een kleine kanoet makkelijker zijn warmte kwijtraakt dan een grote kanoet. (1p)


Slide 11 - Tekstslide

Vraag 3: Verklaar waardoor een kleine kanoet makkelijker zijn warmte kwijtraakt dan een grote kanoet. (1p)

Slide 12 - Open vraag

Antwoordmodel (1p)
Uit het antwoord moet blijken dat een kleine kanoet een relatief groot lichaamsoppervlak heeft / ten opzichte van zijn inhoud een groter lichaamsoppervlak heeft (dan een grote kanoet).


Slide 13 - Tekstslide

Hoeveel punten denk je dat je hebt gehaald?
A
0
B
1
C
ik weet het echt niet

Slide 14 - Quizvraag

Vraag 4 Zombieplanten
‘Plants versus zombies’ is een videospelletje waarin planten vechten tegen zombies. In werkelijkheid zijn sommige planten zelf zombies. Wetenschappers hebben ontdekt hoe bepaalde bacteriën sommige planten tot levende doden transformeren.
Deze bacteriën( fytoplasma’s genaamd) kunnen een verscheidenheid aan gewassen besmetten, zoals tomatenplanten en appelbomen. Fytoplasma’s leven en vermenigvuldigen zich in transportweefsel van deze planten. De bacteriën verhinderen de ontwikkeling van bloemen en stimuleren de vorming van extra bladeren. De geïnfecteerde plant kan zich hierdoor niet meer voortplanten en dient als groeiende voedselbron voor de bacteriën, vandaar de term zombieplanten.
Leg uit dat het voor fytoplasma’s gunstig is dat de geïnfecteerde plant bladeren vormt in plaats van bloemen. (2p)


Slide 15 - Tekstslide

Leg uit dat het voor fytoplasma’s gunstig is dat de geïnfecteerde plant bladeren vormt in plaats van bloemen. (2p)

Slide 16 - Open vraag

Antwoordmodel (2p)
Uit het antwoord moet blijken dat
• er (met meer bladeren) meer fotosynthese is / meer energierijke/organische voedingsstoffen gemaakt worden 1p
• (waardoor) er meer energie is / er meer voedingsstoffen zijn / er meer voedsel is voor fytoplasma’s (waardoor zij kunnen leven / groeien / zich kunnen voorplanten) 1p
OF
• er bij de aanleg van bloemen/vruchten energierijke stoffen door de plant gebruikt worden 1p
• (waardoor) energierijke stoffen dan niet meer beschikbaar zijn voor (leven/groei/voortplanting van) fytoplasma’s 1p
 Opmerking Als de kandidaat antwoordt dat er hierdoor meer weefsel is om te infecteren, hiervoor 1 scorepunt toekennen.



Slide 17 - Tekstslide

Hoeveel punten denk je dat je hebt gehaald?
A
0
B
1
C
2
D
ik weet het echt niet

Slide 18 - Quizvraag

Vraag 5 Ziekte van Wilson 
Janneke heeft de ziekte van Wilson: een zeldzame aandoening waarbij de uitscheiding van koper is verstoord. Hierdoor hoopt koper zich op in de lever, maar ook aan de rand van het hoornvlies, waardoor de verkleuringen ontstaan.
De internist in het ziekenhuis legt uit dat bij de ziekte van Wilson een gen op chromosoom 13 is gemuteerd. Dit gen codeert normaal voor een eiwit dat levercellen nodig hebben om koper via de gal uit te scheiden. Bij Janneke bevindt zich op een bepaalde plaats in dit eiwit het aminozuur glutamine in plaats van histidine. Hierdoor functioneert dit eiwit niet en hoopt het koper zich eerst op in de lever en in latere stadia ook in andere organen. De mutatie die leidt tot de ziekte van Wilson is een puntmutatie.
 Licht toe dat een puntmutatie genoeg is om in een eiwit een verschil van één aminozuur te veroorzaken. (2p)



Slide 19 - Tekstslide

Licht toe dat een puntmutatie genoeg is om in een eiwit een verschil van één aminozuur te veroorzaken. (2p)

Slide 20 - Open vraag

Antwoordmodel (2p)
Uit het antwoord moet blijken dat
• een puntmutatie de verandering van een (of enkele) nucleotide(n) is 1
• een ander codon (mogelijk) resulteert in een ander aminozuur 1
Opmerking Als de kandidaat antwoord geeft aan de hand van een concreet voorbeeld, punten toekennen naar analogie met het correctievoorschrift




Slide 21 - Tekstslide

Hoeveel punten denk je dat je hebt gehaald?
A
0
B
1
C
2
D
ik weet het echt niet

Slide 22 - Quizvraag