Herhaling blok 4 groep 8

Groep 8: Herhaling toets Blok 4
Lastig: 
- samenstellingen
- Franse leenwoorden

Dus die oefenen we nog een keer extra!

1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpellingBasisschoolGroep 8

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Groep 8: Herhaling toets Blok 4
Lastig: 
- samenstellingen
- Franse leenwoorden

Dus die oefenen we nog een keer extra!

Slide 1 - Tekstslide

Tussenletters en koppeltekens in samenstellingen

Slide 2 - Tekstslide

Samenstellingen zonder 'probleem'
Vaak kun je de woorden gewoon aan elkaar plakken:

hand + schoen = handschoen
tafel + poot = tafelpoot

Slide 3 - Tekstslide

Oh jee, problemen!
  • keus + vrijheid
  • pad + stoel
  • rijk + lui
  • personeel + chef
  • auto + ongeluk
  • 12 + jarige
Bij deze woorden moet er een tussenklank of koppelteken bij.


Slide 4 - Tekstslide

Wanneer schrijf je tussenletters -en
- Heeft het 1e deel alleen meervoud op -en dan moet je die -en ook schrijven.
Bijvoorbeeld: paard + koets = paardenkoets
woord + boek = woordenboek
- Eindigt dit op een -e, maar is het een mens,
dan komt er wel een -n bij.
Bijvoorbeeld: zieke + huis = ziekenhuis

Slide 5 - Tekstslide

Schrijf de samenstelling op van:
lamp + kap

Slide 6 - Open vraag

Schrijf de samenstelling op van:
bejaarde + tehuis

Slide 7 - Open vraag

Schrijf de samenstelling op van:
mes + rek

Slide 8 - Open vraag

Wanneer schrijf je een tussenletter -e
- Kijk naar het 1e deel van de samenstelling.
- Als dit woord geen meervoud heeft.
Bijvoorbeeld: rijst + pap = rijstepap        
- Als dit woord iets is waar er maar 1 van is.
Bijvoorbeeld:
zon+ bloem = zonnebloem          /       maan + schijn = maneschijn


Slide 9 - Tekstslide

Wanneer schrijf je een tussenletter -e
- Als het 1e deel al op een -e eindigt.
Bijvoorbeeld:
mode + show = modeshow   /     tarwe + meel = tarwemeel
- Als het 1e deel geen zelfstandig naamwoord is:
Bijvoorbeeld:
wiegen + lied = wiegelied    /    arm + lui = armelui


Slide 10 - Tekstslide

Wanneer schrijf je een tussenletter -e
- Als het 1e deel een bijvoeglijk naamwoord is.
Bijvoorbeeld: plat + land = platteland
-Als de samenstelling een bijvoeglijk naamwoord is en het 1e deel het 2e deel versterkt.
Bijvoorbeeld: aap + trots = apetrots

Maar dus wel aap + rots = apenrots en beer + vel = berenvel.....


Slide 11 - Tekstslide

Schrijf de samenstelling op van:
groente + la

Slide 12 - Open vraag

Schrijf de samenstelling op van:
rood + kool

Slide 13 - Open vraag

Schrijf op als samenstelling:
beer + trots

Slide 14 - Open vraag

Wanneer schijf je een tussenletter -s
- Als je een tussenletter -s hoort, dan schrijf je die ook.
Bijvoorbeeld: dorp + plein = dorpsplein
- Soms hoor je het niet, omdat het 2e deel begint met een s- een z- een c- of ch-. Dan zet je achter het 1e deel een woord dat niet met een /s/ begint en dan hoor je het wel.
Bijvoorbeeld: bruid + schat = bruidsschat, want :
bruid + jurk = bruidsjurk.

Slide 15 - Tekstslide

Schrijf de samenstelling op van:
dorp + straat

Slide 16 - Open vraag

Schrijf de samenstelling op van:
spelling + schrift

Slide 17 - Open vraag

Wanneer schrijf je een koppelteken
- Bij botsende klinkers in een samenstelling.
Bijvoorbeeld: chocolade + ijs = chocolade-ijs
- Bij samenstellingen met cijfers.
Bijvoorbeeld: 12 + jarige = 12-jarige
Bij samenstellingen met een afkorting.
Bijvoorbeeld: usb + stick = usb-stick


Slide 18 - Tekstslide

Wanneer schrijf je een koppelteken
- Bij woordgroepen die altijd bij elkaar horen in een vaste volgorde.
Bijvoorbeeld: mens-erger-je-niet
- Bij woorden die beginnen met oud- / non- / ex-
Bijvoorbeeld: oud-minister

Slide 19 - Tekstslide

Schrijf de samenstelling op van:
tv + programma

Slide 20 - Open vraag

Schrijf de samenstelling op van:
radio + omroep

Slide 21 - Open vraag

En nu even alles door elkaar.
Denk goed na en gebruik wat we net herhaald hebben!

Slide 22 - Tekstslide

Schrijf de samenstelling op van:
gezelschap + spel

Slide 23 - Open vraag

Schrijf de samenstelling op van:
fiets + zadel

Slide 24 - Open vraag

Schrijf de samenstelling op van:
bejaarde + tehuis

Slide 25 - Open vraag

Schrijf de samenstelling op van:
champagne + fles

Slide 26 - Open vraag

Schrijf de samenstelling op van:
wc + papier

Slide 27 - Open vraag

Schrijf de samenstelling op van:
ex + vrouw

Slide 28 - Open vraag

Ik kan samenstelling goed schrijven.
010

Slide 29 - Poll

Slide 30 - Tekstslide

Oefenen en lezen!
record

mayonaise

Slide 31 - Tekstslide

Oefenen en lezen!
aubergine

enquête

Slide 32 - Tekstslide

Oefenen en lezen!
atelier

fauteuil

Slide 33 - Tekstslide

Schrijf een Frans leenwoord op dat knutselruimte betekent:
a......

Slide 34 - Open vraag

Schrijf een Frans leenwoord op dat vraaggesprek betekent:
e.......

Slide 35 - Open vraag

Schrijf een Frans leenwoord op dat je krijgt op je verjaardag.

Slide 36 - Open vraag

Ik kan Franse leenwoorden goed schrijven.
010

Slide 37 - Poll