Online les: De opkomst van Hitler (leerdoel 8 en 9)

  1. We checken samen even in hoeverre je leerdoel 1 tot en met 9 beheerst. (max 10 minuten)
  2. Je loopt zelf de LessonUp door van leerdoel 6 en 7. (20 minuten)
  3. We komen nog even bij elkaar, en behandelen eventuele vragen die je hebt. (10 minuten)
Vragen? Kom langs, ik blijf hier!
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

  1. We checken samen even in hoeverre je leerdoel 1 tot en met 9 beheerst. (max 10 minuten)
  2. Je loopt zelf de LessonUp door van leerdoel 6 en 7. (20 minuten)
  3. We komen nog even bij elkaar, en behandelen eventuele vragen die je hebt. (10 minuten)
Vragen? Kom langs, ik blijf hier!

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen die we behandeld hebben / die zou moeten beheersen op dit moment:
2.1 Interbellum en Tweede Wereldoorlog (1918-1945)
  1. Je kan uitleggen waarom Duitsland in de periode 1918 - 1920 te maken kreeg met politieke chaos en je kan die chaos beschrijven.
  2. Je kan de bepalingen uit het Verdrag van Versailles beschrijven op territoriaal, militair en financieel gebied.
  3. Je kan uitleggen dat de bepalingen in het Verdrag van Versailles voor Duitsland volgens veel mensen onredelijk waren.
  4. Je kan beschrijven waardoor Duitsland in de periode 1918 - 1923 met een ernstige economische crisis te maken kreeg.
  5. Je kan het Dawesplan uitleggen dat effecten van op de Duitse economie benoemen.

Slide 2 - Tekstslide

Wat stond NIET in het Verdrag van Versailles?
A
Duitsland moest een republiek worden
B
Duitsland moest grondgebied afstaan, ook koloniën
C
Duitsland moet enorme herstelbetalingen doen aan andere getroffen landen.
D
Hitler werd aangewezen als nieuwe regeringsleider van Duitsland.

Slide 3 - Quizvraag

Wat stond er NIET in het verdrag van Versailles?
A
Duitsland mag nog maar 1.000.000 soldaten hebben
B
Duitsland moet herstelbetalingen doen
C
Duitsland moet 20% van het land afstaan
D
Duitsland mocht geen oorlogsvloot meer hebben

Slide 4 - Quizvraag

Wie waren er aan de macht bij de Republiek van Weimar?
A
sociaal-democraten
B
communisten
C
fascisten
D
nationalisten

Slide 5 - Quizvraag

Wat was de Spartacusopstand ?
A
Een slavenopstand in Romeinse tijd.
B
Een opstand van conservatieven onder leiding van Wolgang Kapp.
C
Een opstand van fascisten tegen de Republiek van Weimar.
D
Een opstand van communisten.

Slide 6 - Quizvraag

Verdrag in Versailles
A
1919
B
1914
C
1918
D
1929

Slide 7 - Quizvraag

waardoor ontstond er hyperinflatie?
A
door de Franse bezetting gingen arbeiders staken en kwam er meer geld in omloop
B
om herstelbetalingen te kunnen doen ging men geld bijdrukken
C
door de Franse bezetting gingen arbeiders staken en om ze te betalen werd geld bijgedrukt
D
door de herstelbetalingen kwam er meer geld in omloop

Slide 8 - Quizvraag

Dawesplan

A
1919
B
1924
C
1933
D
1998

Slide 9 - Quizvraag

Wat was het gevolg van het Dawesplan?
A
massale werkloosheid
B
opkomst van Hitler en NSDAP
C
verbeterde economische situatie
D
hyperinflatie

Slide 10 - Quizvraag

Zelfstandig verder:
Zit het er in? Of toch nog even wat herhaling nodig?

Volg de LessonUp - leerdoel 6 en 7

Leerdoel 6: Je kan uitleggen waarom de economische wereldcrisis die met de Beurskrach begon in Duitsland voor politieke instabiliteit zorgde.
Leerdoel 7: Je kan de populariteit van de NSDAP verklaren.

We zien elkaar over 20 minuten weer!
Vragen? Ik blijf hier, hop langs!

Slide 11 - Tekstslide

 Nationaal-Socialisme

Slide 12 - Tekstslide

Kenmerken van fascisme (1)
  • Fascisme is overal tegen: vooral dingen die vreemd zijn en andere culturen

  • Fascisme is anti-democratisch: het volk hoeft niet mee te praten

  • Er is één leider. Hij bepaalt wat goed is.

Slide 13 - Tekstslide

Kenmerken van fascisme (2)

  • Fascisme is nationalistisch: de eigen staat boven alles
  • Fascisme gaat uit van ongelijkheid tussen mensen: de hoogontwikkelden moeten de laagontwikkelden leiden. (Het recht van de sterkste: Sociaal-Darwinisme)
  • verheerlijken geweld
  • vrouwen ondergeschikte rol


Slide 14 - Tekstslide

Nationaal-socialisme = fascisme +

  1. Lebensraum
  2. Antisemitisme

Slide 15 - Tekstslide

De nazi's dachten dat er twee soorten mensen waren: 

-

  • Übermenschen: Ariërs, Germanen. De beste mensen
  • Untermenschen. Mensen onderaan de samenleving die een gevaar kunnen vormen (Oost-Europeanen, communisten, Joden, Homoseksuelen). 

Slide 16 - Tekstslide

Lebensraum voor alle Ariërs (ubermenschen

Slide 17 - Tekstslide

Oplossing: Lebensraum

Slide 18 - Tekstslide


Antisemitisme (joden hebben schuld aan de Eerste Wereldoorlog!)

Antisemitisme (de eeuwige jood, gevaarlijk, monsterlijk neergezet)
Antisemitisme
Antisemitisme

Slide 19 - Tekstslide

kenmerkende aspecten (opdracht)

Slide 20 - Tekstslide

Wat is een van de oorzaken van de Beurskrach?
A
Duitsland heeft te grote schulden
B
Amerikanen lenen te veel
C
Amerikanen verkopen massaal hun aandelen
D
Amerikanen kochten massaal aandelen

Slide 21 - Quizvraag

Waar was de Rijksdagbrand?
A
Parlementsgebouw in München
B
Haven in Hamburg
C
Parlementsgebouw in Berlijn
D
Haven in Keulen

Slide 22 - Quizvraag

Wie kregen de schuld van de Rijksdagbrand?
A
De Joden
B
De democraten
C
De nazi's
D
De communisten

Slide 23 - Quizvraag

De partij van Hitler, NSDAP, werd na de Eerste Wereldoorlog opgericht. Noem drie dingen waar de NSDAP boos over was.

Slide 24 - Open vraag

Wat hield de machtigingswet ook al weer in?
A
Uitschakeling van alle fascisten.
B
Een vorm van herstelbetalingen
C
Wet waardoor Hitler dictator kon worden.
D
Uitschakeling van de Duitse parlement en grondwet.

Slide 25 - Quizvraag

Gebruik bron 1 (dubbel klik om te vergroten)
Een bewering: 'Door de economische crisis kreeg Hitler extra veel steun van arbeiders en werklozen.' Is deze bewering juist of onjuist? Licht je keuze toe met behulp van de bron.

Slide 26 - Open vraag

Vier omschrijvingen van nazi-organisaties in Duitsland:
Geef per omschrijving aan welke naam daarbij hoort. 
Let op! Er blijft één naam over.
Vijf namen van nazi-organisaties in Duitsland:
een jeugdorganisatie om meisjes voor te bereiden op hun taak in de
maatschappij
een organisatie, oorspronkelijk de persoonlijke lijfwacht van Hitler, die onder andere concentratie- en vernietigingskampen bewaakte
een door Hitler opgerichte knokploeg om partijvergaderingen van de
NSDAP te beschermen
een organisatie die bekend staat als de geheime politie in
nazi-Duitsland
SS
Gestapo
Hitlerjugend
SA
Bund Deutscher Mädel

Slide 27 - Sleepvraag

Waarom kreeg de NSDAP van Hitler zoveel stemmen?

Slide 28 - Open vraag

Bij deze bron passen twee uitspraken: 1 Jordaan schrijft deze tekst bij een prent met als titel Gelijkgeschakeld, wat overeenkomt met het begrip 'nazificeren'.
2 Met dit fragment kun je 'de rol van moderne propaganda- en communicatiemiddelen' laten zien. Ondersteun elke uitspraak met een verwijzing naar de bron.

Slide 29 - Open vraag

Wat is past NIET bij de NSDAP?
A
Antisemitisme
B
Geweld is goed
C
Herstelbetalingen
D
Een leider over de nationaal socialisten

Slide 30 - Quizvraag

Welk doel had de Gestapo in nazi-Duitsland?
A
de bijeenkomsten van de NSDAP met geweld beschermen
B
de concentratiekampen leiden
C
de jeugd tot nationaal-socialisten opvoeden
D
de tegenstanders van Hitler vervolgen

Slide 31 - Quizvraag

Hitler: "De volgende groepen maken het Duitse volk zwak: joden, Jehova's getuigen, homoseksuelen, Sinti en Roma"
Dit past het best bij ...
A
Propaganda
B
Volksgemeinschaft
C
Antisemitisme
D
Holocaust

Slide 32 - Quizvraag