c. Bij een aantal vaste werkwoorden:
De meest voorkomende zijn beweren*, blijken*, denken*, durven, hopen*, hoeven, lijken*, menen*, schijnen* en wensen*
- Hij beweert de dief gezien te hebben.
- Ze dacht het antwoord te weten.
- Je hoeft deze opdracht niet te maken.
- Onze nieuwe buren blijken uit Australië te komen.