afsluiting U1

BONJOUR et BIENVENUE!
Bonjour
et 
bienvenue!!
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1-3

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

BONJOUR et BIENVENUE!
Bonjour
et 
bienvenue!!

Slide 1 - Tekstslide

Quel temps fait-il?
A
Il fait chaud
B
Il fait beau
C
Il fait froid
D
Il y a du vent

Slide 2 - Quizvraag

Quel temps fait-il?
A
il fait froid
B
il fait chaud
C
il fait mauvais
D
il neige

Slide 3 - Quizvraag

het weerbericht
het heeft geregend
het regent
het is slecht weer
het is koud
het weer, de tijd
la méteo
le temps
Il pleut
il a plu
il fait mauvais
il fait froid

Slide 4 - Sleepvraag

LE PASSÉ COMPOSÉ 

Slide 5 - Tekstslide

Wat is de passé composé? Geef ook een voorbeeld.

Slide 6 - Open vraag

Wat zijn de vormen van het werkwoord Avoir ???

Slide 7 - Open vraag

Slide 8 - Video

Wat zijn de vormen van het werkwoord être ?

Slide 9 - Open vraag

Slide 10 - Video

Wat is een passé composé?
De passé composé is hetzelfde als in het Nederlands de V.T.T.
Oftewel: onderwerp + vorm van zijn of hebben + voltooid deelwoord.
Bijvoorbeeld: ik heb gelopen / wij hebben gefietst / zij zijn gegaan

In het Frans is de passé composé (V.T.T.): 
onderwerp + vorm van avoir of être + voltooid deelwoord

Slide 11 - Tekstslide

De passé composé
bestaat uit 2 delen:

1: Hulpwerkwoord avoir of être

2: Voltooid deelwoord

Slide 12 - Tekstslide

Hoe maak je een passé composé?
STAPPENSCHEMA

Slide 13 - Tekstslide

STAP 1
Kies of je de passé composé gaat maken met 
être of avoir

Slide 14 - Tekstslide

Je kiest eigenlijk bijna altijd voor avoir.
Je kiest alleen voor être bij de volgende werkwoorden:

Slide 15 - Tekstslide

Vervoegen met être
  • aller                             
  • arriver
  • entrer
  • rentrer
  • rester
  • monter

Slide 16 - Tekstslide

Bijvoorbeeld (être)
Elle (aller) .........               Elle est allée
Nous (entrer) ....              Nous sommes entrés
Pierre (monter)...            Pierre est monté


Slide 17 - Tekstslide

Alle andere werkwoorden krijgen dus een vorm van avoir
Bijvoorbeeld:
Tu (regarder)...                         Tu as regardé
Vous (manger)...                      Vous avez mangé
Jean et Pierre (acheter)       Jean et Pierre ont acheté

Slide 18 - Tekstslide

STAP 2
Maak het voltooid deelwoord 
Soms kun je het voltooid deelwoord niet zelf maken, dan moet je het uit je hoofd leren. Deze werkwoorden vind je op een aparte slide.

Slide 19 - Tekstslide

Voltooid deelwoord zelf maken:
  • Je werkwoord eindigt op -er: haal -er weg, zet er é voor in de plaats.
    Bijvoorbeeld: regarder  --> regarder --> regard --> regardé

Slide 20 - Tekstslide

De volgende voltooide deelwoorden moet je uit je hoofd leren!
  • avoir --> eu    bijv. Tu as eu (jij hebt gehad)
  • être --> été     bijv. Nous avons été (wij zijn geweest)
  • faire --> fait    bijv. Elles ont fait (zij hebben gemaakt)

Slide 21 - Tekstslide

STAP 3
LET OP!!!!
Deze stap doe je alleen als je bij stap 1 gekozen hebt voor être!

Slide 22 - Tekstslide

Deze stap alleen doen als je voor être gekozen hebt!
Is het onderwerp van je zin (het onderwerp staat vóór de vorm van être):
  • vrouwelijk enkelvoud (elle of een meisjesnaam of vrouwelijk persoon): zet een extra -e achter het voltooid deelwoord. Bijv. Elle est allée
  • Mannelijk meervoud (ils of nous of vous): zet een extra -s achter het voltooid deelwoord. Bijv. Ils sont entrés
  • Vrouwelijk meervoud (elles of meerdere meisjesnamen of vrouwelijke personen): zet een extra -es achter het voltooid deelwoord. Bijv. Elles sont montées

Slide 23 - Tekstslide

SAMENVATTING
  1. Kies of je met avoir of être moet werken (zie slide 13 voor de werkwoorden die met être moeten worden vervoegd, alle andere werkwoorden gaan met avoir!) en vul die vorm vast in
  2. Maak zelf het voltooid deelwoord als je werkwoord op -er eindigt. Of kies het voltooid deelwoord als je werkwoord onregelmatig is (zie slide 18). Zet het voltooid deelwoord achter stap 1
  3. Als je bij stap 1 voor être hebt gekozen, kijk je of het onderwerp van de zin vrouwelijk enkelvoud of meervoud is, of mannelijk meervoud. Dan doe je stap 3 (zie slide 20) en voeg je eventueel een extra -e of -s of -es toe aan je voltooid deelwoord.

Slide 24 - Tekstslide

Elles .... au cinéma.
A
sont allées
B
sont allés
C
est allées
D
est allé

Slide 25 - Quizvraag

Rayan ..... dans la classe
A
est entré
B
est entrés
C
a entré
D
est entrer

Slide 26 - Quizvraag

Welk werkwoord krijgt in de passé composé het hulpwerkwoord être ?
A
gagner (winnen)
B
faire (doen, maken)
C
aller (gaan)
D
avoir (hebben)

Slide 27 - Quizvraag

Welk werkwoord krijgt in de passé composé het hulpwerkwoord avoir ?
A
rester (blijven)
B
aller (gaan)
C
regarder (kijken)
D
entrer (binnengaan)

Slide 28 - Quizvraag

Elle (regarder, passé composé) un film sur Netflix
A
a regardé
B
est regarder
C
est regardé
D
est regardée

Slide 29 - Quizvraag

Welk werkwoord krijgt in de passé composé het hulpwerkwoord être ?
A
rentrer (terugkeren)
B
être (zijn)
C
écouter (luisteren)
D
louer (huren)

Slide 30 - Quizvraag

Elles... (parler)
(passé composé)
A
ont parlé
B
sont parlé
C
sont parler
D
ont parlées

Slide 31 - Quizvraag

Ils (envoyer =verzenden, passé composé)
A
ont envoyé
B
sont envoyé
C
envoyais
D
envoyait

Slide 32 - Quizvraag

Slide 33 - Link