Voorzetsels met 3e en 4e en 3e/4e naamval

Voorzetsels met 3e of 4e naamval en 3e/4e naamval

Leerdoel:
- Ik kan de voorzetsels van de 3e naamval vinden en toepassen
- Ik kan de voorzetsels van de 4e naamval vinden en toepassen
- Ik kan de keuzevoorzetsels van de 3e / 4e naamval vinden en
                                                                      de regels hiervoor toepassen
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3,4

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Voorzetsels met 3e of 4e naamval en 3e/4e naamval

Leerdoel:
- Ik kan de voorzetsels van de 3e naamval vinden en toepassen
- Ik kan de voorzetsels van de 4e naamval vinden en toepassen
- Ik kan de keuzevoorzetsels van de 3e / 4e naamval vinden en
                                                                      de regels hiervoor toepassen

Slide 1 - Tekstslide

Wat zijn voorzetsels ook alweer??

Slide 2 - Open vraag

Voorzetsels 3e naamval

Slide 3 - Tekstslide

Pak je schema erbij
> Waar vind je de voorzetsels met de 3e naamval?
    In het zwart / blauw / rood?

> Hoeveel zijn het er?

> Wat betekenen ze?

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Voorzetsels 3e naamval

Slide 6 - Tekstslide

voorzetsels 3e naamval

Slide 7 - Woordweb

Voorzetsels 4e naamval

Slide 8 - Tekstslide

Grammatik 1e en 4e naamval
Voorzetsels: durch, für ohne, um, gegen, bis
altijd 4e naamval


Slide 9 - Tekstslide

Voorzetsels met de 4e naamval
Na de volgende voorzetsels moet je de vormen van de 4e naamval gebruiken:

Slide 10 - Tekstslide

Welke naamval krijgen de volgende voorzetsels: bei, von, außer?
A
3e
B
4e
C
3e of 4e

Slide 11 - Quizvraag

Welke naamval heeft het voorzetsel durch
A
3e
B
4e
C
2e
D
1e

Slide 12 - Quizvraag

welke naamval krijg je na de voorzetsels:
aus, bei, mit, nach, seit, von, zu
A
2e naamval
B
3e naamval
C
4e naamval
D
3e/4e naamval

Slide 13 - Quizvraag

Welke naamval krijgen de volgende voorzetsels: bei, von, außer?
A
3e
B
4e
C
3e of 4e
D
1e

Slide 14 - Quizvraag

Hoeveel voorzetsels horen bij de
3e naamval
A
5
B
6
C
4
D
7

Slide 15 - Quizvraag

Voorzetsels 3e naamval
Welke hoort er niet bij?
A
mit
B
seit
C
durch
D
von

Slide 16 - Quizvraag

Welke voorzetsels hebben
een 3e naamval?
A
für-neben
B
von-aus
C
an-über
D
bei-durch

Slide 17 - Quizvraag

Voorzetsels 3e naamval
Welke hoort er niet bij?
A
nach
B
für
C
zu
D
bei

Slide 18 - Quizvraag

Welke 3 voorzetsels zijn voorzetsels van de 3e naamval?
A
aus, mit, gegen
B
nach, zu, bei
C
ohne, für, um
D
seit, durch, von

Slide 19 - Quizvraag

Welke naamval hebben de voorzetsels für, gegen, um
A
3e
B
4e
C
2e

Slide 20 - Quizvraag

Hoeveel voorzetsels hebben de
4e naamval
A
5
B
6
C
4
D
7

Slide 21 - Quizvraag

Voorzetsels 4e naamval
Welke hoort er niet bij?
A
für
B
von
C
um
D
durch

Slide 22 - Quizvraag

Welke voorzetsels horen bij de 4e naamval?
A
für-durch
B
über-auf
C
aus-bei
D
mit-seit

Slide 23 - Quizvraag

Staat er geen voorzetsel in de zin?
Dan moet je de zin ontleden:

Is het zinsdeel het
- onderwerp (hij) -> zwarte rij
- lijdend voorwerp (hem) -> rode rij
- meewerkend voorwerp (aan/voor hem) -> blauwe rij
Pak je schema erbij en maak de volgende vragen:

Slide 24 - Tekstslide

Wohnt dein... Onkel (m) in Westerbork?

Slide 25 - Open vraag

Mein... Freunde (mv) sind klasse.

Slide 26 - Open vraag

Wann hast du dein... Gespräch (o)?

Slide 27 - Open vraag

Er geht mit sein... Freund(m) in die Schule.

Slide 28 - Open vraag

Keuzevoorzetsels (Wechselpräpositionen)

Slide 29 - Tekstslide

0

Slide 30 - Video

Keuzevoorzetsels
De 9 keuzevoorzetsels zijn: 

an: aan, op
auf: op
hinter: achter
in: in, over
neben: naast
über: boven
unter: onder
vor: voor
zwischen:tussen

Slide 31 - Tekstslide

Keuzevoorzetsels

Slide 32 - Tekstslide

Wanneer krijg je een 3e/4e naamval bij de keuzevoorzetsels? 
3e naamval
4e naamval

Slide 33 - Sleepvraag

Keuzevoorzetsels:
Welke vragen kun je stellen voor de derde naamval?
A
Wohin? Wann?
B
Wann? Wo?
C
Woher? Wo?
D
Warum? Wann?

Slide 34 - Quizvraag

Keuzevoorzetsels
Ich stelle den Kugelschreiber auf .... Tisch (m)

a den
b dem
c der
Is het een beweging?
Ja: 4e
Nee: 3e

Slide 35 - Tekstslide

Keuzevoorzetsels
Der Kugelschreiber liegt auf ... Tisch (m)

a den
b dem
c der
Is het een beweging?
Ja: 4e
Nee: 3e

Slide 36 - Tekstslide