Ja en nee vragen, ontkenningen en woordvolgorde

Grammar chapter 2
1. Ja/Nee vragen.
2. Ontkenningen
3. Woordvolgorde

1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Grammar chapter 2
1. Ja/Nee vragen.
2. Ontkenningen
3. Woordvolgorde

Slide 1 - Tekstslide

Ja/Nee vragen

Slide 2 - Tekstslide


Maak een ja/nee vraag van de volgende zin:
You can walk the dog.
A
Do you can walk the dog?
B
Can you walk the dog?
C
Does you can walk the dog?
D
Can the dog walk you?

Slide 3 - Quizvraag

Maak een ja/nee vraag van de volgende zin:
You are in my class.
A
Do you are in my class?
B
Do you am in my class?
C
Was you in my class?
D
Are you in my class?

Slide 4 - Quizvraag

Maak een ja/nee vraag van de volgende zin:
I study a lot.
A
Study I a lot?
B
A lot I study?
C
Do I study a lot?
D
Does I study a lot?

Slide 5 - Quizvraag

Maak een ja/nee vraag van de volgende zin:
They work well together.
A
Work they well together?
B
Do they work well together?
C
Does they work well together?
D
They work well together.

Slide 6 - Quizvraag

Wanneer gebruiken we 'do' of 'does'?
A
In de verleden tijd
B
Bij alle ja/nee vragen
C
Bij werkwoorden anders dan am, are, is en can
D
Bij werkwoorden in de toekomstige tijd

Slide 7 - Quizvraag

Wanneer gebruiken we 'does' en geen 'do'?
A
Bij he/she/it
B
Als we de toekomstige tijd willen weten
C
Bij alle ja/nee vragen
D
Bij werkwoorden die gaan over het openbaar vervoer

Slide 8 - Quizvraag

Ontkenningen.

Slide 9 - Tekstslide

Maak de ontkenning van de volgende zin:
I am in class today.
A
I am today not in the class
B
I do not am in class today
C
I am not in class today
D
Today I not in class

Slide 10 - Quizvraag

Maak de ontkenning van de volgende zin:
You are at home
A
You aren't at home
B
You don't be at home
C
You are not at home
D
You not at home

Slide 11 - Quizvraag

Maak de ontkenning van de volgende zin:
I have a sister
A
I have not a sister
B
I haven't a sister
C
I do not have a sister
D
I don't have a sister

Slide 12 - Quizvraag

Maak de ontkenning van de volgende zin:
He knows the answers
A
He not knows the answers
B
He will not know the answers
C
He do not know the answers
D
He does not know the answers

Slide 13 - Quizvraag

Maak de ontkenning van de volgende zin:
I like English
A
I not like English
B
I does not like English
C
I do not like English
D
I can not like English

Slide 14 - Quizvraag

Maak de ontkenning van de volgende zin:
I can come today
A
I can not come today
B
I cannot come today
C
I not come today
D
I don't will come today

Slide 15 - Quizvraag

Wanneer gebruiken we do en wanneer gebruiken we does in een ontkenning?

Slide 16 - Open vraag

Woordvolgorde

Slide 17 - Tekstslide

Woordvolgorde
We have a test in class on Tuesday
...         ....          ...               ....            .......

Slide 18 - Tekstslide

Woordvolgorde
We have a test in class on Tuesday
Wie       ....          ...               ....            .......

Slide 19 - Tekstslide

Woordvolgorde
We have a test in class on Tuesday
Wie     Doet          ...               ....            .......

Slide 20 - Tekstslide

Woordvolgorde
We have a test in class on Tuesday
Wie  Doet    Wat                  ....            .......

Slide 21 - Tekstslide

Woordvolgorde
We have a test in class on Tuesday
Wie  Doet    Wat      Waar                 .......

Slide 22 - Tekstslide

Woordvolgorde
We have a test in class on Tuesday
Wie  Doet      Wat      Waar          Wanneer?

Slide 23 - Tekstslide

Welk onderdeel ontbreekt?
They eat fish on Fridays
A
Wie?
B
Doet?
C
Wat?
D
Waar?

Slide 24 - Quizvraag

Welk onderdeel ontbreekt?
My dog swims in the pond every day
A
Waar?
B
Wat?
C
Wie?
D
Wanneer?

Slide 25 - Quizvraag

Welk onderdeel ontbreekt?
I cycle on my bike to school
A
Wie?
B
Doet?
C
Wat?
D
Wanneer?

Slide 26 - Quizvraag

Welk onderdeel ontbreekt?
I cycle to school every Monday
A
Wie?
B
Doet?
C
Wat?
D
Wanneer?

Slide 27 - Quizvraag