Herhaling H4

Vandaag

- Lezen (10 min.) 
   - Heeft iedereen een nieuw boek?
   - Heeft iedereen de boekenlijst ingevuld?
- Herhalen hoofdstuk 4:
   - Check het toetsoverzicht op Magister
   - Cram.com: vul in 'h2 woorden h4'
   - Maak de test op blz. 171. Sla over: vraag 17. Klaar? Kom het antwoordenblad halen.

1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Vandaag

- Lezen (10 min.) 
   - Heeft iedereen een nieuw boek?
   - Heeft iedereen de boekenlijst ingevuld?
- Herhalen hoofdstuk 4:
   - Check het toetsoverzicht op Magister
   - Cram.com: vul in 'h2 woorden h4'
   - Maak de test op blz. 171. Sla over: vraag 17. Klaar? Kom het antwoordenblad halen.

Slide 1 - Tekstslide

zinsdelen benoemen
Vandaag




Lezen (10 min.)
timer
10:00

Slide 2 - Tekstslide

Opdracht 2

1 a blessurebehandeling      blessure
heeft een meervoud op -s

b hogeschool                    hoog is een bijvoeglijk naamwoord

c kapperszaak                   in
kapperswinkel hoor je een tussen-s

d lachebek                        lachen is een werkwoord

e zonnescherm                  bij zon denk je een één bepaalde zon

2 a delicatessenzaak          delicatesse heeft alleen een meervoud op -en

b huizenhoog                              huis
heeft alleen een meervoud op -en

c jokkebrok                      jokken is een werkwoord, dus zonder -n-

d liefdesscène                            bij liefdesbrief hoor je een tussen-s

e secondewijzer                          seconde heeft een meervoud op -en en op -s

3 a contactsstoornis                    niet correct: bij contactverbod hoor je geen tussen-s: contactstoornis

b hebbeding                               juist: hebben is een werkwoord

c kolenkachel                              juist: kool heeft alleen een meervoud op -en

d pannekoek                              onjuist: pan heeft alleen een meervoud op en: pannenkoek

e rodehond                                juist: rood is een bijvoeglijk naamwoord



 



Slide 3 - Tekstslide

Opdracht 3

1 bananenschil

2 benzinelucht

3 blindedarm

4 gemeenteambtenaar

5 hellevuur

6 horlogemaker

7 klasseauto

8 klassenboek

9 knarsetanden

10 leeuwenhok

11 ossenstaart

12 ravenzwart

13 rijkelui

14 roggebrood

15 schattebout

16 spinnenweb

17 spinnewiel

18 zoetekauw

19 zonnebank

20 zwijnenstal

 


Opdracht 4

1 aanvangssalaris

2 beroepsspeler

3 chauffeursstoel

4 gevoelstemperatuur

5 jazzzanger

6 kettingslot

7 kladschrift

8 levensstandaard

9 omgangsregeling

10 pelsjager

11 personeelschef

12 plateauzool

13 publieksprijs

14 rechtszaak

15 staatssteun

16 scheepsjournaal

17 vaderskindje

18 vissersschuit

19 vrachtschip

20 winkelstraat

Slide 4 - Tekstslide

Waarom heeft de samenstelling een tussenletter -e-?
breedtestraal
A
Het eerste woord gaat over iets waar er maar één van is
B
Het eerste woord heeft een versterkende betekenis
C
Het eerste woord heeft een meervoud op -en én op -s

Slide 5 - Quizvraag

Waarom heeft de samenstelling een tussenletter -e-?
zonnebril
A
Het eerste woord gaat over iets waar er maar één van is
B
Het eerste woord heeft een versterkende betekenis
C
Het eerste woord heeft een meervoud op -en én op -s

Slide 6 - Quizvraag

Waarom heeft de samenstelling een tussenletter -e-?
dieptepunt
A
Het eerste woord gaat over iets waar er maar één van is
B
Het eerste woord heeft een versterkende betekenis
C
Het eerste woord heeft een meervoud op -en én op -s

Slide 7 - Quizvraag

Waarom heeft de samenstelling een tussenletter -e-?
beresterk
A
Het eerste woord gaat over iets waar er maar één van is
B
Het eerste woord heeft een versterkende betekenis
C
Het eerste woord heeft een meervoud op -en én op -s

Slide 8 - Quizvraag

Maak een samenstelling van de woorden:
bezoeker + centrum

Slide 9 - Open vraag

Maak een samenstelling van de woorden:
eend + ei

Slide 10 - Open vraag

Maak een samenstelling van de woorden:
muis + val

Slide 11 - Open vraag

Maak een samenstelling van de woorden:
buur + ruzie

Slide 12 - Open vraag

Breken+been
A
breekbeen
B
brekenbeen
C
brekebeen

Slide 13 - Quizvraag

hebben+ding
A
hebbeding
B
hebbending
C
hebding

Slide 14 - Quizvraag

Bejaarde+flat

Slide 15 - Open vraag

tarwe+bloem

Slide 16 - Open vraag

Slide 17 - Link

Slide 18 - Link