Future: complete the following sentences. use all four forms of the future tense
1. WILL (beslissing ter plekke, een voorspelling zonder bewijs, hoop of een wens)
2. TO BE GOING TO: gebruik je als je iets van plan bent, maar er is nog geen tijdstip/datum bekend, voorspellingen waar je bewijs voor hebt
3. PRESENT CONTINUOUS: gebruik je als iets al in je agenda staat, het tijdstip is bekend
4. PRESENT SIMPLE: gebruik je als iets volgens een vast rooster/schema gaat