In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Woordenschat
t
Slide 1 - Tekstslide
Wat zijn woordstrategieën?
Slide 2 - Woordweb
Hoe vind je de betekenis van een onbekend woord?
Slide 3 - Open vraag
Een naslagwerk dat bij toekomstige projecten gebruikt kan worden. ‘Iets naslaan’ betekent ‘iets opzoeken’.
Wat is een naslagwerk?
Slide 4 - Open vraag
Welke woordstrategie heb je bij de vorige vraag gebruikt?
Slide 5 - Woordweb
Wat is de juiste betekenis van het woord citeren?
Je moet de zin citeren uit alinea drie waaruit blijkt wat de hoofdgedachte is.
A
ontleden
B
letterlijk overschrijven
C
vertalen
D
overslaan
Slide 6 - Quizvraag
In ons land .............. wij sommige verdovende middelen
A
gedogen
B
naderen
Slide 7 - Quizvraag
Uit je duim zuigen
Slide 8 - Woordweb
Wat betekent constateert in deze zin?
De monteur constateert dat de Fiat 500 in orde is. Hij heeft geen problemen vastgesteld.
A
verplicht
B
stelt vast
C
lost op
D
maakt
Slide 9 - Quizvraag
Maartje bereidt haar examen heel systematisch voor, terwijl Christa erg wanordelijk te werk gaat.
Wat is de betekenis van systematisch?
A
rommelig
B
slim
C
ordelijk
D
chaotisch
Slide 10 - Quizvraag
Maak een foto van een gezegde/uitdrukking.
Slide 11 - Open vraag
Welke rechten heb je als koper online? Welke verplichtingen heeft de verkoper? Hoe zit het bijvoorbeeld met garantie?
Welke 2 tegenstellingen lees je in bovenstaande zinnen?
Slide 12 - Open vraag
Wat is een review?
Slide 13 - Woordweb
zonder kans ---- kansloos
A
synoniem
B
homoniem
Slide 14 - Quizvraag
Noa en Tessa hebben ruzie, omdat Tessa de opmerking van Noa verkeerd.....
A
schatte
B
toelichtte
C
bevatte
D
opvatte
Slide 15 - Quizvraag
De binnenkant van deze helm bestaat uit ….. die stuk voor stuk op maat gemaakt kunnen worden.
A
delen
B
punten
C
stukken
D
plaatsen
Slide 16 - Quizvraag
Als je getriggerd wordt door teksten als “Sale” of “50 procent korting”, is de kans groot dat je je geregeld afvraagt waar je geld gebleven is. Wat betekent getriggerd?
Slide 17 - Open vraag
De directeur vindt het …………... tussen de leerling van 4C en zijn mentor een reden voor een gesprek met beiden.
A
vastberaden
B
willekeurig
C
conflict
D
onverschillig
Slide 18 - Quizvraag
Woordstrategie
synoniem
omschrijving
voorbeeld
tegenstelling
bekend woorddeel
(online) woordenboek
Slide 19 - Tekstslide
1. willekeurig
2. behoorlijk groot
3. innerlijk
4. vinden
aanzienlijk
het binnenste
aantreffen
zomaar gekozen
Slide 20 - Sleepvraag
Geef een voorbeeld van - iets origineels
Slide 21 - Open vraag
Geef een voorbeeld van - iets wat recent is
Slide 22 - Open vraag
Wat doe je als je met de hand over je hart strijkt?
A
iemand iets vergeven
B
iemand uitschelden
C
iemand ontlopen
Slide 23 - Quizvraag
‘Scherpere prijzen maken fitnesscentra toegankelijker voor lage inkomensgroepen.’
Wat betekent scherpere in deze zin?
A
erg hoge
B
normale
C
erg lage
Slide 24 - Quizvraag
Wat is ontmaskeren?
Slide 25 - Woordweb
Doe die oude kranten maar weg, want ik lees elke dag alleen nog maar op mijn mobiel de berichten die actueel zijn.
Wat betekent actueel in deze zin?
A
van gisteren
B
van dit moment
C
van vroeger
Slide 26 - Quizvraag
In welke zin is het woord contrast goed gebruikt?
A
De koper van de woning ondertekende het contrast bij de notaris.
B
Het contrast tussen lichte en donkere kleuren is goed te zien op deze foto.
Slide 27 - Quizvraag
Wat moet je nog meer leren voor je PTA Toets woordenschat, naast H1 t/m H4 woordenschat?