Schooltaalwoorden - oefening

Schooltaalwoorden - oefening
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Schooltaalwoorden - oefening

Slide 1 - Tekstslide

Welk woord past bij onderstaande definitie:

gebruiken, omgaan met
A
verrichten
B
differentiëren
C
hanteren
D
verwerven

Slide 2 - Quizvraag

Welk woord past bij onderstaande definitie:

in het begin
A
huidig
B
aanvankelijk
C
recent
D
inmiddels

Slide 3 - Quizvraag

Welk woord past bij onderstaande definitie

zo goed als
A
vrijwel
B
circa
C
talloos
D
exact

Slide 4 - Quizvraag

Welk woord past bij onderstaande definitie

een werking van iets
A
een omvang
B
een functie
C
een methode

Slide 5 - Quizvraag

Welke verklaring is juist?

systematisch

A
Het op een georganiseerde en methodische manier uitvoeren van iets.
B
Een werkwijze waarbij toevallige keuzes centraal staan.
C
Het volgen van regels die constant veranderen afhankelijk van de situatie.
D
Een manier van werken die volledig afhankelijk is van intuïtie en improvisatie.

Slide 6 - Quizvraag

Welke verklaring is juist?

constateren
A
Het bedenken van iets dat nog niet bestaat.
B
Het twijfelen over een waarneming die je hebt gedaan.
C
Het voorspellen van toekomstige gebeurtenissen.
D
Het vaststellen of opmerken van iets.

Slide 7 - Quizvraag

Welke verklaring is juist?

differentiëren
A
Het combineren van verschillende elementen tot één geheel.
B
Onderscheid maken tussen zaken of onderdelen.
C
Het volledig verwijderen van verschillen tussen dingen.
D
Het willekeurig kiezen van opties zonder een patroon te volgen.

Slide 8 - Quizvraag

Welke verklaring is juist?

verrichten
A
Het uitstellen van een taak tot een later moment.
B
Het volledig beëindigen van een activiteit.
C
Het plannen van een taak zonder deze daadwerkelijk uit te voeren.
D
Een handeling uitvoeren of iets doen.

Slide 9 - Quizvraag

Welke verklaring is juist?

talloos
A
Zó veel dat het niet te tellen is.
B
Een specifiek aantal dat je gemakkelijk kunt optellen.
C
Een hoeveelheid die altijd precies hetzelfde blijft.
D
Een situatie waarin er helemaal niets aanwezig is.

Slide 10 - Quizvraag

Welk woord past in deze zin:

Bij wiskunde gebruiken we soms een speciale ... om moeilijke sommen op te lossen.
A
omvang
B
functie
C
methode

Slide 11 - Quizvraag

Welk woord past in deze zin?

Om dit recept te laten slagen, moet je ... 100 gram boter gebruiken.
A
vrijwel
B
exact
C
systematisch
D
inmiddels

Slide 12 - Quizvraag

Welk woord past in deze zin

De leraar probeerde op een rustige manier de boodschap ... dat er volgende week een toets is.
A
te verwerven
B
te verrichten
C
te constateren
D
over te brengen

Slide 13 - Quizvraag

Welk woord past in deze zin?

De trein was vertraagd, maar ... is hij toch aangekomen.
A
circa
B
huidig
C
inmiddels

Slide 14 - Quizvraag

Vul het passende woord in:
Hij gaf een ... (uitgebreid) verslag van zijn reis naar Amerika.

Slide 15 - Open vraag

Vul het passende woord in:
De ... van het schilderij was zo groot dat het niet door de deur paste.

Slide 16 - Open vraag

Vul het passende woord in:
De ... temperatuur is veel hoger dan die van vorig jaar rond deze tijd.

Slide 17 - Open vraag

Vul het passende woord in:
De ... (nieuwe) update van de app heeft heel veel nieuwe functies toegevoegd.

Slide 18 - Open vraag

Vul het passende woord in:
Door hard te studeren kun je veel nieuwe kennis ... .

Slide 19 - Open vraag

Vul het passende woord in:
Het is ... om nog meer suiker toe te voegen; de cake is al zoet genoeg.

Slide 20 - Open vraag