Formuleren 2: Foutief pleonasme, foutieve tautologie

Formuleren 2: Foutief pleonasme en foutieve tautologie
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Formuleren 2: Foutief pleonasme en foutieve tautologie

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Foutief pleonasme en foutieve tautologie
Op het moment dat je tautologie of pleonasme niet als stijlfiguur, maar onbewust verkeerd in een tekst verwerkt, spreek je van foutief pleonasme en foutieve tautologie.

Bovendien moet ik morgen mijn huiswerk ook nog afmaken.
De producten van Shell worden naar het buitenland geëxporteerd.






Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Foutief pleonasme
Je gebruikt een woord, waarvan de betekenis al zit opgesloten in een ander woord in die zin.

De witte sneeuw --> Sneeuw is altijd wit, dus 'witte' is overbodig

Na een lange procedure kreeg het gezin eindelijk toestemming om te mogen blijven. --> 'kreeg toestemming om te blijven' of 'mocht blijven'


Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Foutieve tautologie
Je gebruikt twee woorden of woordgroepen die hetzelfde betekenen.

Vast en zeker --> 2 verschillende woorden die hetzelfde betekenen

Bovendien hebben we ook nog een financieel probleem --> 'bovendien' en 'ook' betekenen hetzelfde, dus een van de twee moet je weglaten

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat klopt hier niet?
1. We hebben ongeveer 2 à 3 weken de tijd om te leren voor dat proefwerk.

2. Sinterklaas reed op 5 december door de straten op zijn witte schimmel.
 
3. We moeten wel vooraf reserveren!

4. Ik weet niet zeker of ik in staat ben om dit proefwerk voor morgen te kunnen nakijken.

Slide 5 - Tekstslide

1. ongeveer = 2 à 3: foutieve tautologie
2. witte schimmel: een schimmel is altijd wit: foutief pleonasme
3. vooraf reserveren: reserveren doe je altijd vooraf: foutief pleonasme
4. instaat zijn = kunnen: foutieve tautologie
De deurwaarder staat voor de deur, want de uiterste limiet is bereikt.

A
Pleonasme
B
Tautologie

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Voordat u zich inschrijft, moet u eerst de voorwaarden lezen.

A
Pleonasme
B
Tautologie

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Lees goede boeken, zoals bijvoorbeeld ‘Karel en Elegast’.


A
Pleonasme
B
Tautologie

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Na twee voorafgaande waarschuwingen stuurde de leraar de lastige leerling de klas uit.

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Bovendien heb ik jou daar ook gezien!

Hier is sprake van een...
A
foutieve tautologie
B
foutief pleonasme

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De bal is omlaag gevallen
A
Foutieve tautologie
B
Foutief pleonasme

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Niettemin ben ik toch tevreden
A
Foutieve tautologie
B
Foutief pleonasme

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vorige week heeft hij zijn werk weer hervat
A
Foutieve tautologie
B
Foutief pleonasme

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Pleonasme
Bij een pleonasme gebruik je een woord waarvan de betekenis al aanwezig is in een ander woord in de zin.

  • witte sneeuw 
  • ronde cirkel
  • dood lijk

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeelden pleonasme
  • lange slungel 
  • mondeling bespreken 
  • naar beneden dalen 
  • nieuwe aanwinst 
  • nog eens herhalen 
  • noodzakelijke behoefte 
  • omlaag vallen 
  • opnieuw herhalen 
  • groen gras
  • witte sneeuw
  • als eerste beginnen 
  • blauwe smurf 
  • bloeiende bloesem 
  • grote reus 
  • hardop voorlezen 
  • houten plank 



Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tautologie
Bij een tautologie gebruik je twee verschillende woorden die hetzelfde betekenen.

  • Die tweeling lijkt identiek hetzelfde
  • De kans bestaat dat de politie de dader misschien oppakt.
  • Je hebt dat helemaal fout en verkeerd gedaan.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeelden tautologie
  • gratis en voor niets 
  • één en dezelfde 
  • leugen en bedrog / list en bedrog 
  • roddel en achterklap 
  • geheel en al 
  • vast en zeker / zeker en vast 
  • nooit ofte nimmer 
  • voor eeuwig en altijd 
  • afgelopen (over) en uit 
  • klaar uit 
  • bont en blauw  
  • schots en scheef  
  • keurig netjes

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hij heeft zijn achterstallige schuld nog niet betaald.
A
tautologie
B
pleonasme
C
geen stijlfout

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Met zo'n negatieve instelling en mentaliteit zal je niet veel verkopen.
A
pleonasme
B
tautologie
C
geen stijlfout

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Graag licht ik mijn sollicitatie toe in een mondeling gesprek.
A
geen stijlfout
B
pleonasme
C
tautologie

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hij vroeg permissie om zijn huis te mogen verbouwen.
A
geen stijlfout
B
pleonasme
C
tautologie

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Misschien dat ik morgen mogelijk nog even langs kom.
A
geen stijlfout
B
pleonasme
C
tautologie

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij zo'n operatie is er een kans op mogelijke complicaties.
A
geen stijlfout
B
pleonasme
C
tautologie

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies