3.3 biologie landbouw in Nederland

7.3    Duurzame landbouw
Thema 7  Duurzaam leven
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

7.3    Duurzame landbouw
Thema 7  Duurzaam leven

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Je kunt manieren noemen waarom een optimale productie van voedsel kan worden verkregen. 

Slide 2 - Tekstslide

Verschillende landbouw
In Nederland heb je vier verschillende soorten landbouw: Akkerbouw, veeteelt, tuinbouw en biologische landbouw.  

  • Akkerbouw = gangbare akkerbouwbedrijven. grote bedrijven met veel grond.
  • Veeteelt =  gangbare veeteeltbedrijven. weinig grond veel dieren, dit heet intensieve veehouderij.
  • Tuinbouw= gangbare tuinbouw. hierbij word het verbouwen van gewassen veel met de hand gedaan.
  • Biologische landbouw = een vorm van landbouw waarbij het milieu en het dierenwelzijn centraal staan.



Slide 3 - Tekstslide

Welke soorten landbouw zijn er in Nederland?
A
Akkerbouw, veeteelt en tuinbouw
B
Akkerbouw, veeteelt, tuinbouw en biologische landbouw
C
Akkerbouw, veeteelt, tuinbouw en visserij
D
Veeteelt, biologische landbouw, tuinbouw en visserij

Slide 4 - Quizvraag

Gangbare akkerbouwbedrijven
Vaak monoculturen = op een grote akker wordt slechts 1 soort gewas verbouwd

Ze kunnen makkelijk machines gebruiken voor grote opbrengst, dat gaat snel en makkelijk. ook word er veel voedsel geproduceerd en de prijzen van de voedingsmiddelen zijn laag.

Nadeel: meer kans op plagen, ziektes breiden sneller uit en grond raakt snel uitgeput.
door het gebruik van kunstmest en stalmest bij bemesten komen mineralen via grondwater en de bodem terecht in rivieren, kanalen en meren.

verzuring= zit in de bodem, zorgt ervoor dat planten- en het dierenleven in rivieren 
word verstoord.

mineralenboekhouding= het noteren van mineralen die het bedrijf binnenkomen
en verlaten.

Slide 5 - Tekstslide

Wat betekent monocultuur?
A
Bestaat uit gangbare akkerbouwbedrijven. Dit zijn vaak grote bedrijven met veel grond.
B
Gewassen die buiten worden verbouwd.
C
Een grote akker waar slechts 1 soort gewas wordt verbouwd.
D
Een vorm van landbouw waarbij het milieu en het dierenwelzijn centraal staan.

Slide 6 - Quizvraag

Intensieve veeteeltbedrijven
intensieve veehouderij=  bedrijf met weinig grond en
veel dieren op elkaar.
Vb: varkenshouderij en pluimveebedrijf
voordelen:
- bedrijven leveren veel producten
- producten zijn goedkoop

nadelen:
- slechte welzijn van dieren
- teveel mest / mestoverschot
- teveel uitstoot van stoffen

Slide 7 - Tekstslide

Wat is een nadeel van intensieve veeteeltbedrijven?
A
Mestoverschot
B
Producten zijn duur
C
Bedrijven leveren weinig producten
D
Versterking van broeikaseffect

Slide 8 - Quizvraag

Gangbare tuinbouw
Tuinbouw in de open grond = Gewassen die buiten worden verbouwd
Glastuinbouw = Tuinbouwgewassen die in kassen worden verbouwd

voordelen glastuinbouw:
-Omstandigheden voor de groei van planten zijn optimaal
-Je kunt het hele jaar voedingsgewassen verbouwen
nadelen glastuinbouw:
-versterking broeikaseffect
oplossingen nadelen glastuinbouw:
-milieu vriendelijke installaties

Slide 9 - Tekstslide

Wat is de nadeel van glastuinbouw?
A
versterking broeikaseffect
B
meer kans op plagen
C
grond raakt snel uitgeput
D
ziekten verspreiden sneller

Slide 10 - Quizvraag

Biologische landbouw
Biologische Landbouw =  vorm van landbouw waarbij het milieu en dierenwelzijn centraal staan                                                  

  -  weinig bestrijdingsmiddelen
  • verschil gangbare en biologische landbouw
  • nadeel biologische landbouw


Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Aan de slag
7.3 Duurzame landbouw
Opdracht 1 t/m 7

Slide 13 - Tekstslide