Aan een veer met veerconstante 10 N/m, beginlengte 25 cm. hangen we een massablokje van 0,15 kg.
a. Bereken de Fz op het blokje. Schets eerst de situatie met daarin alle grootheden.
b. Welke veerkracht moet de veer leveren?
c. Bereken de uitrekking die de veer krijgt.
d. Bereken de lengte van de veer met gewichtje.