Bi-4M-9.5-SOA's (Paulien)

9.5 
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 4

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

9.5 

Slide 1 - Tekstslide

Terugblik
Wat weet je nog van vorige lessen?

Slide 2 - Tekstslide

Ontvanger bloedgroep: A-
Donor bloedgroep: 0-
Ontvanger bloedgroep: A+
Donor bloedgroep: AB-
Ontvanger bloedgroep: AB+
Donor bloedgroep: B-

Slide 3 - Sleepvraag

Wat is waar over het bloed?
A
Het bloed vervoert voedingsstoffen.
B
Het bloed vervoert afvalstoffen.
C
Het bloed vervoert koolstofdioxide.
D
A,B en C zijn waar.

Slide 4 - Quizvraag

Iemand heeft bloedgroep B. Van welke donor kan deze persoon bloed ontvangen?
A
Van iemand met bloedgroep B
B
Van iemand met bloedgroep B of bloedgroep O
C
Van iemand met bloedgroep B of bloedgroep AB
D
Van iemand met bloedgroep B, AB of O

Slide 5 - Quizvraag

Een donor heeft bloedgroep B. Aan wie kan deze persoon bloed geven?
A
Van iemand met bloedgroep B
B
Van iemand met bloedgroep B of bloedgroep O
C
Van iemand met bloedgroep B of bloedgroep AB
D
Van iemand met bloedgroep B, AB of O

Slide 6 - Quizvraag

Iemand heeft bloed groep O. Van welke bloedgroepen kan deze persoon bloed ontvangen bij een bloedtransfusie .
A
Alleen van bloedgroep O.
B
Alleen van bloedgroep B of O.
C
Alleen van de bloedgroeppen A of O.
D
Of bloed van de bloedgroepen B, AB, A of O.

Slide 7 - Quizvraag

Resus positieve bloedcellen hebben:
A
WEL antigenen resus
B
GEEN antigenen resus

Slide 8 - Quizvraag

Bepaal de bloedgroep:
Anti-A: klontering
Anti-B: klontering
Anti-Resus: geen klontering
A
AB+
B
AB-
C
0+
D
0-

Slide 9 - Quizvraag

Anja heeft bloedgroep 0+
Welke antistoffen tegen bloedgroep-antigenen heeft Anja in haar bloed?

A
Alleen anti-resus
B
Alleen anti-A en anti-B
C
Zowel anti-A, anti-B als anti-resus

Slide 10 - Quizvraag

Beschrijf met 1 woord wat er gebeurt wanneer een patiënt met bloedgroep A- donorbloed krijgt van O+.

Slide 11 - Open vraag

Waardoor kunnen afstotingsreacties ontstaan na orgaantransplantatie?

Slide 12 - Open vraag

Leerdoelen
Je weet waardoor SOA's worden veroorzaakt
Je kent de meest voorkomende SOA's
Je weet hoe je een SOA kunt voorkomen
Je kan beschrijven wat je moet doen als je een SOA hebt

Je weet hoe je HIV kunt voorkomen, hoe het voornamelijk wordt veroorzaakt en wat het ziekteverloop is.



Slide 13 - Tekstslide

Begrippen
SOA (seksueel overdraagbare aandoening) - Onveilig vrijen - condoom - soa-test - Chlamydia

Aids - Aidsvirus / HIV - seropositief - hiv-remmers

Slide 14 - Tekstslide

Welke SOA's ken je al?

Slide 15 - Woordweb

Kan je een SOA krijgen door orale seks?
A
JA
B
NEE

Slide 16 - Quizvraag

Hoe krijg je een SOA?
  • Onbeschermde seks 
  • Door slijmvliezen of bloed
  • Hoe voorkom je een SOA?

Slide 17 - Tekstslide

Wat veroorzaakt een SOA?
  • virus                   (herpes genitalis of aids )
  • bacterie           (chlamydia of syfilis)
  • schimmel        (candida)

Slide 18 - Tekstslide

Wat moet je doen met een SOA
Heb je klachten (afscheiding, jeuk, pijn of zweertjes)?
Doe een SOA test
Ga naar de huisarts of GGD

Slide 19 - Tekstslide

Kijkopdracht
De video gaat over HIV en AIDS.

Wat is het verschil tussen HIV en AIDS?

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

Wanneer je aids hebt dan merk je dat doordat
A
Je besmet bent met het HIV virus
B
Het HIV virus zich in je lichaam vermeerderd
C
Je verschillende ziekteverschijnselen krijgt
D
Je longontsteking krijgt

Slide 22 - Quizvraag

9.5(Huis)werk
9.5 Verplicht:
opdracht: 2,3,4,6,8,9,
samenvatting blz. 147 opdr. 13

Slide 23 - Tekstslide