Dorpskrant les 3: beeldspraak en stijlfiguren

Les 3 De Dorpskrant
Stijlfiguren en beeldspraak
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

Les 3 De Dorpskrant
Stijlfiguren en beeldspraak

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
- Ik kan uitleggen wat beeldspraak is (herhaling).
- Ik kan uitleggen welke verschillende stijlfiguren er zijn.
- Ik kan zelf voorbeelden bedenken van beeldspraak en stijlfiguren om te verwerken in de artikelen van de krant.

Slide 2 - Tekstslide

Eisen schrijfopdracht...
- Verwerk in elke tekst 1 stijlfiguur, minimaal 3 verschillende en in totaal dus 6 verschillende stijlfiguren.
-Stijlfiguren om bijvoorbeeld uit te kiezen: herhaling, opsomming, tegenstelling, paradox, eufemisme, overdrijving, understatement, ironie, sarcasme.
De Dorpskrant

Slide 3 - Tekstslide

Nu aan de slag!
Wat? Maak de volgende quizvragen, opdrachten en oefeningen over stijlfiguren. Heel veel succes!

Slide 4 - Tekstslide

Van welk stijlfiguur is hier sprake: Piet laat zijn hond uit, omdat de hond van Piet anders in huis poept.
A
Hyperbool (overdrijving)
B
Herhaling
C
Understatement
D
Personificatie

Slide 5 - Quizvraag

Van welk stijlfiguur wordt hier gebruik gemaakt? "Natuurlijk mag je tijdens de uitleg naar de wc." Zegt de docent met een glimlach.
A
Sarcasme
B
Hyperbool
C
Ironie
D
Understatement

Slide 6 - Quizvraag

Welk stijlfiguur wordt hier gebruikt?
"Overgrootvader is na een kort ziekbed heengegaan."
A
Overdrijving
B
Hyperbool
C
Eufemisme
D
Understatement

Slide 7 - Quizvraag

Welk stijlfiguur wordt hier gebruikt?
"De miljardair deed minnetjes over zijn nederig stulpje."
A
Overdrijving
B
Hyperbool
C
Understatement
D
Eufemisme

Slide 8 - Quizvraag

In welke zin staat een understatement?
A
Peter wordt gek van de jeuk.
B
Peter moet een kleine boodschap.
C
Toen Peter klaar was met het overschrijven van de Bijbel, zei hij: "Ach, een kleine moeite."
D
Peter sterft van de honger.

Slide 9 - Quizvraag

Van welk stijlfiguur wordt hier gebruik gemaakt? "Hij heeft iets te diep in het glaasje gekeken."
A
Eufemisme
B
Understatement
C
Ironie
D
Tegenstelling

Slide 10 - Quizvraag

Van welk stijlfiguur wordt hier gebruik gemaakt? 'Wat fijn dat je mijn telefoon hebt laten vallen', zegt het meisje boos.
A
Hyperbool
B
Ironie
C
Herhaling
D
Sarcasme

Slide 11 - Quizvraag

Opdracht
Open een nieuw document in Word. Schrijf voor jezelf in je eigen woorden op wat de volgende stijfiguren zijn:
Personificatie
Hyperbool
Eufemisme
Understatement
Herhaling
Ironie
Sarcasme
Tegenstelling
Opsomming

Geef hierbij enkele voorbeelden om het te verduidelijken.
Lastig? Maak gebruik van het internet en speur de betekenissen van de stijlfiguren op!

Slide 12 - Tekstslide

Meer stijlfiguren...
Herhaling
Tegenstelling
Opsomming
Climax
Anti-climax

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Herhaling
Er zijn verschillende stijlfiguren die te maken hebben met herhaling. Soms worden woorden letterlijk herhaald, soms zelfs hele zinnen, maar ook synoniemen zijn bijvoorbeeld een vorm van herhaling in de Nederlandse taal.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Herhaling (repetitio)
Je gebruikt twee keer hetzelfde woord.

Geld, geld is het enige wat hem bezig houdt.
Ja, ja, je kunt me nog meer vertellen.
Nooit, nooit ga ik daar nog eens naar toe!
Waar, o waar heb ik dat nu opgeslagen?

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

Tegenstelling
Een tegenstelling is heel simpel. Het zijn de dingen die het tegenovergestelde zijn.

Groot - klein

Dik - dun

Lang - kort

etc.

Slide 19 - Tekstslide

Opsomming
Een opsomming, of enumeratie, bevat dingen die bij elkaar horen en in een bepaalde volgorde opgeschreven worden. Deze herken je aan:
- Komma's.
- Aandachtsstreepjes.
- Soms een dubbele punt voorafgaand aan de opsomming.

Slide 20 - Tekstslide

Een voorbeeld
De docent wil graag dat er rustig, stil, geconcentreerd en met aandacht gewerkt wordt. De leerlingen willen:
- Meer vrije tijd.
- Minder school.
- Geen huiswerk.
*De onderstreepte zinsdelen bevatten een opsomming.

Slide 21 - Tekstslide

Climax
Anti-climax

Slide 22 - Tekstslide

Climax


Een climax bouwt op naar een hoogtepunt:


groot, groter, grootst

rijk, rijker, rijkst

3, 2, 1,... KaBOOOM!

Anti-climax


Een ant-climax bouwt op naar een hoogtepunt, maar heeft een teleurstellende afloop.


Groot, groter, nog groter, klein

3, 2, 1,... plof


Slide 23 - Tekstslide

Opdracht
Wat? Ga naar de website op de volgende sheet. Maak een aantal oefeningen over stijlfiguren en beeldspraak naar keuze.

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Link

Einde van de les
Vooruitblik....
Aanwijzingen voor het schrijven...
Meervoudsvormen...
Verwijzingen...

Slide 26 - Tekstslide