B3

Neem je boek voor blz. 29
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 4

In deze les zitten 36 slides, met tekstslides en 4 videos.

Onderdelen in deze les

Neem je boek voor blz. 29

Slide 1 - Tekstslide

Terugblik vorige keer

Slide 2 - Tekstslide

Werking van een enzym
1. Dit enzym werkt als een schaar.
Zo werken de enzymen bij de spijsvertering, de voedingsstoffen worden zo klein gemaakt dat ze door de darmwand heen in het bloed kunnen worden opgenomen (= spijsvertering) Bijvoorbeeld zetmeel in speeksel wordt omgezet in glucose


Zo werken enzymen bijvoorbeeld als er glucose wordt gemaakt in de bladgroenkorrels d.m.v. fotosynthese. Koolstofdioxide en water worden samengevoegd tot glucose met behulp van energie.

Slide 3 - Tekstslide

Verteringssappen
  • Vertering gebeurt met verteringssappen
  • Die verteringssappen worden gemaakt in de verteringsklieren
  • Verteringssappen bevatten enzymen


Slide 4 - Tekstslide

Voedselbederf
  • Ons voedsel bestaat grotendeels uit dode resten van organismen.
  •   Schimmels en bacteriën breken dode resten van organismen af.
  • Enzymen in schimmels en bacteriën versnellen dit proces. 

Bij optimale omstandigheden (warm, vochtig) gaat dit het snelst.
Je voedsel bederft dan.

Slide 5 - Tekstslide

Voedsel conserveren
Betekenis conserveren: Verduurzamen,  in goede conditie bewaren.
Omstandigheden voor bacteriën en schimmels ongunstig gemaakt.
Manieren om te conserveren:
  1. Invriezen
  2. Pasteuriseren
  3. Steriliseren
  4. Vacuüm verpakken
  5. Drogen
  6. Toevoegen van conserveermiddelen

Slide 6 - Tekstslide

6 groepen voedingsstoffen

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Thema 12 Voeding en vertering

B1 Enzymen
B2 Voedingsmiddelen en voedingsstoffen
B3 Voeding en leefstijl
B4 Het verteringsstelsel
B5 De organen voor vertering
B6 Planteneters, vleeseters en alleseters

Slide 10 - Tekstslide

Lesdoelen

* Je kunt met behulp van de schijf van 5 adviezen voor een gezonde voeding 
    en leefstijl geven.

* Je kunt factoren noemen die van invloed zijn op het energieverbruik van
   organismen.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Schijf van 5
Gezond eten verkleint de kans op ziekten en overgewicht.

De schrijf van 5 is een hulpmiddel
Om te bepalen wat en hoeveel we nodig hebben.

Eet elke dag iets uit elk vak van de schijf van vijf. 

Slide 13 - Tekstslide

De schijf van vijf
1. groente en fruit
2.brood, granen & aardappelen
3.zuivel, noten, vis, vlees en ei
4. olie en vetten
5. dranken (water)

(eet vooral van de grootste 2 schijven!)

Slide 14 - Tekstslide

Samenvattingsopdracht 4
Vul de tabel in op blz. 35
Over 5 minuten gaan we nakijken
timer
5:00

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Brood- en graanproducten

Vooral koolhydraten:


Volkorenbrood en volkoren bolletjes
  Bruinbrooden bruine bolletjes  
Volkoren krentenbrood en volkoren mueslibrood 
Roggebrood
Zilvervliesrijst
Aardappel

Macaroni
Volkoren bulgur








 

  

  

 

 

  

  




Slide 17 - Tekstslide

Groente en fruit
Vooral vitaminen:

- Verse groente / fruit
- Diepsvries groente / fruit zonder toegevoegd suiker en zout
- Groente in blik zonder toegevoegd suiker en zout
- Gepureerde groente / fruit
- Gedroogd fruit

Slide 18 - Tekstslide

Vis, peulvruchten, vlees, ei, noten en zuivel

Vooral eiwitten:


- Vis (vooral vette vis)
- Schaal- en schelp dieren
- Peulvruchten, zoals linzen en bruine bonen 
- Onbewerkt vlees, zoals kipfilet, kipdrumstick, kalkoenfilet, (extra) mager gehakt, biefstuk, magere runderlappen, sukadelap, varkenshaas
- eieren

Slide 19 - Tekstslide

Dranken


Vooral water:

- water (met smaakje)

- groene thee

- koffie


Slide 20 - Tekstslide

Smeer- en bereidingsvetten


Vooral vetten:


- Zachte margarine of halvarine voor op brood            
- Vloeibare margarine en vloeibaar bak-en-braadvet
- De meeste plantaardige oliën, zoals olijfolie en zonnebloemolie 

Slide 21 - Tekstslide

Energiebehoefte
Het is niet alleen belangrijk wat je eet en drinkt, maar ook hoeveel.
Hoeveel je nodig hebt is vooral afhankelijk van je energiebehoefte in rust.
Dit noemen we de grondstofwisseling
De grondstofwisseling is afhankelijk van:
  • Leeftijd 
  • Geslacht 
  • Lengte
  • Omgevingstemperatuur 

    Slide 22 - Tekstslide

    Energiebehoefte
    Verder is  je activiteit bepalend voor je energiebehoefte. Wanneer je sport verbrand je veel meer voedingsstoffen dan wanneer je slaapt...
      Bij verbranding komt energie vrij in de vorm van beweging en warmte.


      In de afbeelding is hoeveelheid energie per activiteit weergeven in kilocalorie (kcal) voor een persoon van 60 kg.


        Slide 23 - Tekstslide

        Hoeveel moet je eten en drinken?
        Afhankelijk van je grondstofwisseling en je activiteit.

        Door gezond en afwisselend te eten krijg je alle voedingsstoffen voldoende binnen. Hoeveel je nodig hebt is dus voor iedereen anders.

        Hiernaast een voorbeeld van wat een 15/16 jarige zoal zou kunnen eten op een dag. 
        (Hoeft dus niet voor jou te gelden)

        Slide 24 - Tekstslide

        Te veel of te weinig.
        Bij overvoeding eet iemand meer dan het lichaam nodig heeft. Het lichaam slaat dan veel reservestoffen op als vet onder de huid. Hierdoor kun je overgewicht krijgen. 

        Wanneer iemand minder eet dan het lichaam nodig heeft, gaat het lichaam juist reservestoffen verbruiken. Als dit lang duurt zul je erg vermageren en krijg je ondergewicht

        Beide kunnen ernstige gezondheidsproblemen veroorzaken. 

        Slide 25 - Tekstslide

        Overgewicht en ondergewicht
        Gevolgen overgewicht (teveel voedingsstoffen):
        – grotere kans op hart- en vaatziekten en suikerziekte;
        – sneller klachten aan rug, nek, knieën, enkels en voeten.

        Gevolgen ondergewicht (te weinig voedingsstoffen):
        – snel ziek;
        – bloedarmoede.



        Slide 26 - Tekstslide

        Eetstoornissen
        Wanneer iemand heel erg bezig is met eten en gewicht kan dat leiden tot een eetstoornis. Mensen met een eetstoornis hebben vaak een erg laag zelfbeeld Oorzaken van een eetstoornis kunnen zijn: 

        * Beinvloed door cultuur of (sociale) media
        * Nare gebeurtenissen
        * Controle willen hebben
        * Faalangst of perfectionisme
        * Ontevreden over zichzelf of het uiterlijk.



        Slide 27 - Tekstslide

        Eetstoornissen
        De bekendste eetstoornissen zijn:
        Anorexia nervosa: Mensen hongeren zichzelf uit door heel weinig te eten.
        * Boulimia nervosa: Mensen met boulimia braken na het eten

        Heel veel bewegen of het gebruik van laxeermiddelen komt bij beide eetstoornissen voor.

        * Bij een eetbuistoornis wordt er juist heel veel gegeten, zonder te braken of  
           te sporten, waardoor er juist ernstig overgewicht ontstaat.

        Slide 28 - Tekstslide

        Adviezen voor een gezonde levensstijl.

        Slide 29 - Tekstslide

        Extra info!!!

        Slide 30 - Tekstslide

        Koudbloedig

        Koudbloedig: lichaamstemperatuur is gelijk aan de omgevingstemperatuur.
        • Is het koud dan heeft het dier geen activiteit -> 
               lage grondstofwisseling, dier is niet actief
        • Wordt het warmer dan gaat de 
                grondstofwisseling toenemen, dier wordt actiever

        Slide 31 - Tekstslide

        Warmbloedig
        Warmbloedig: constante lichaamstemperatuur
        • Is het koud, dan neemt de grondstofwisseling toe om de lichaamstemperatuur op peil te houden
        • Is het warm, dan neemt de grondstofwisseling af

        Slide 32 - Tekstslide

        Oefenen
        Kennisopdrachten en TestJezelf basisstof 3 en 4

        Slide 33 - Tekstslide

        Slide 34 - Video

        Slide 35 - Video

        Slide 36 - Video