herhalen 12.3

herhalen 12.3
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

herhalen 12.3

Slide 1 - Tekstslide

Herkenning
Je witte bloedcellen weten welke antigenen in je lichaam thuishoren = lichaamseigen (van je eigen cellen en van je goede bacteriën, bijvoorbeeld in je darm) en dus ook welke er niet in thuis horen = lichaamsvreemd.

Slide 2 - Tekstslide

Activering van de specifieke afweer
Na fagocytose van een ziekteverwekker breekt de macrofaag de indringer af en plaatst vervolgens het lichaamsvreemde antigeen van de ziekteverwekker op zijn eigen celmembraan (aan de MHC-II).


Slide 3 - Tekstslide

Activering van de specifieke afweer
De macrofaag wordt daarmee een Antigeen Presenterende Cel (APC). 

Hij gaat nu in een lymfeknoop of de milt op zoek naar een T-helpercel met een receptor die past op het gepresenteerde antigeen.  

Slide 4 - Tekstslide

Activering van de specifieke afweer
Inactieve T-helpercellen (Th)
hebben elk een unieke antigeen-receptor.

Als de antigeen receptor van een T-helpercel past op het antigeen dat door de APC wordt gepresenteerd dan wordt de Th-cel actief.

Slide 5 - Tekstslide

1: niet specifieke afweer

Slide 6 - Tekstslide

Tc cellen
De Tc-cellen (cytotoxische T cellen) herkennen lichaamscellen die geïnfecteerd zijn door een virus (en soms ook kankercellen).

Ze maken de cellen kapot door het celmembraan stuk te maken -> lysis (cel loopt leeg)

Slide 7 - Tekstslide

5: Activatie B cellen

Slide 8 - Tekstslide

Plasmacellen
Plasmacellen maken antistoffen aan.
Antistoffen worden ook wel immunoglobulines genoemd of antilichamen.

Antistoffen binden aan de ziekteverwekker en maken deze dood en/ of maken deze makkelijk herkenbaar voor fagocyten.

Slide 9 - Tekstslide

6: Plasmacellen -> antistoffen

Slide 10 - Tekstslide

Geheugencellen
Wanneer de specifieke afweer wordt geactiveerd tijdens een infectie worden geheugencellen gevormd (Th, Tc en B-geheugencellen).

Bij een volgende infectie met dezelfde ziekteverwekker (hetzelfde antigeen) komt de specifieke afweer sneller en sterker op gang.

Slide 11 - Tekstslide

Geheugencellen

Slide 12 - Tekstslide

Immuniteit
Bij een tweede (of volgende) infectie met dezelfde ziekteverwekker komt de specifieke afweer zo snel op gang dat je minder/ niet ziek wordt = immuniteit

Slide 13 - Tekstslide

Immuniteit
Deze vorm van immuniteit heet natuurlijke, actieve immuniteit.

Natuurlijk: de immuniteit is ontstaan doordat je de infectie een keer hebt doorgemaakt.
Actief: het immuun systeem heeft zelf antistoffen gemaakt.

Slide 14 - Tekstslide

Moeder op kind
Vóór de geboorte geeft de moeder via de placenta antistoffen aan haar ongeboren kind. Het kind wordt dus geboren met antistoffen en is dus (tijdelijk!) immuun. 

Deze vorm van immuniteit heet natuurlijke, passieve immuniteit.

Natuurlijk: de antistoffen zijn op een natuurlijke manier in het lichaam gekomen.
Passief: het kind heeft de antistoffen niet zelf gemaakt.

Slide 15 - Tekstslide

Vaccinatie
Door dode of verzwakte (delen van) ziekteverwekkers in te spuiten kun je óók de specifieke afweer activeren en geheugencellen laten vormen. Een persoon is daarna immuun en kan de infectie niet meer krijgen.

Deze vorm heet actieve, kunstmatige immuniteit.

Kunstmatig: je de antigenen kunstmatig verkregen.
Actief: je lichaam heeft zelf de antistoffen gemaakt.

Slide 16 - Tekstslide

Antiserum
Door een (verzwakte/ dode) ziekteverwekker in te spuiten bij een dier en daarna het bloedplasma te isoleren (antiserum) kun je antistoffen isoleren tegen een bepaalde ziekteverwekker en deze inspuiten bij een patiënt. 

Dit heet kunstmatige, passieve immuniteit.

Kunstmatig: je hebt de immuniteit kunstmatig verkregen.
Passief: je lichaam heeft niet zelf de antistoffen gemaakt.

Slide 17 - Tekstslide


Slide 18 - Open vraag

Slide 19 - Link

opdrachten afmaken
29, 30, 32, 37 en 41

Slide 20 - Tekstslide