Klassikaal - evaluatie wwg, ond, lv en mv

Wat is het wwg in onderstaande zin?

Aan de balie geeft de vrouw de bezoekers nuttige informatie.
A
nuttige informatie
B
de vrouw
C
de bezoekers
D
geeft
1 / 12
volgende
Slide 1: Quizvraag
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2-4

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Wat is het wwg in onderstaande zin?

Aan de balie geeft de vrouw de bezoekers nuttige informatie.
A
nuttige informatie
B
de vrouw
C
de bezoekers
D
geeft

Slide 1 - Quizvraag

Wat is het onderwerp in onderstaande zin?

Aan de balie geeft de vrouw de bezoekers nuttige informatie.


A
nuttige informatie
B
de vrouw
C
de bezoekers
D
geeft

Slide 2 - Quizvraag

Wat is het lijdend voorwerp in onderstaande zin?

Aan de balie geeft de vrouw de bezoekers nuttige informatie.
A
nuttige informatie
B
de vrouw
C
de bezoekers
D
geeft

Slide 3 - Quizvraag

Wat is het meewerkend voorwerp in onderstaande zin?

Aan de balie geeft de vrouw de bezoekers nuttige informatie.
A
nuttige informatie
B
de vrouw
C
de bezoekers
D
geeft

Slide 4 - Quizvraag

Wat is het wwg in onderstaande zin?

Die grootouders schenken hun kleinkinderen een flink geldbedrag.
A
schenken
B
een flink geldbedrag
C
die grootouders
D
hun kleinkinderen

Slide 5 - Quizvraag

Wat is het onderwerp in onderstaande zin?

Die grootouders schenken hun kleinkinderen een flink geldbedrag.
A
schenken
B
een flink geldbedrag
C
die grootouders
D
hun kleinkinderen

Slide 6 - Quizvraag

Wat is het lijdend voorwerp in onderstaande zin?

Die grootouders schenken hun kleinkinderen een flink geldbedrag.
A
schenken
B
een flink geldbedrag
C
die grootouders
D
hun kleinkinderen

Slide 7 - Quizvraag

Wat is het meewerkend voorwerp in onderstaande zin?

Die grootouders schenken hun kleinkinderen een flink geldbedrag.
A
schenken
B
een flink geldbedrag
C
die grootouders
D
hun kleinkinderen

Slide 8 - Quizvraag

Wat is het wwg in onderstaande zin?

Wanneer bieden jullie mij een drankje aan?
A
mij
B
een drankje
C
bieden aan
D
jullie

Slide 9 - Quizvraag

Wat is het onderwerp in onderstaande zin?

Wanneer bieden jullie mij een drankje aan?
A
mij
B
een drankje
C
bieden aan
D
jullie

Slide 10 - Quizvraag

Wat is het lijdend voorwerp in onderstaande zin?

Wanneer bieden jullie mij een drankje aan?
A
mij
B
een drankje
C
bieden aan
D
jullie

Slide 11 - Quizvraag

Wat is het meewerkend voorwerp in onderstaande zin?

Wanneer bieden jullie mij een drankje aan?
A
mij
B
een drankje
C
bieden aan
D
jullie

Slide 12 - Quizvraag