In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 15 min
Onderdelen in deze les
Naamvallen
Keuzevoorzetsels
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Het onderwerp staat in de ….
A
eerste naamval.
B
tweede naamval.
C
derde naamval.
D
vierde naamval.
Slide 3 - Quizvraag
Het lijdend voorwerp staat in de ….
A
eerste naamval.
B
tweede naamval.
C
derde naamval.
D
vierde naamval.
Slide 4 - Quizvraag
Het meewerkend voorwerp staat in de ….
A
eerste naamval.
B
tweede naamval.
C
derde naamval.
D
vierde naamval.
Slide 5 - Quizvraag
Wat geeft de tweede naamval aan?
A
onderwerp
B
bezit
C
meewerkend voorwerp
D
lijdend voorwerp
Slide 6 - Quizvraag
De tweede naamval (Genitiv) gebruik je bij .....
Bijvoeglijke bepaling - De tweede naamval wordt in het Nederlands de “bijvoeglijke bepaling” genoemd. De tweede naamval geeft een bezitsrelatie aan, meestal tussen twee zelfstandige naamwoorden.
De schoenen van het kind zijn blauw.
Die Schuhe des Kindes sind blau.
Als in de Nederlandse vertaling 'van' staat, gebruik je de tweede naamval.
Slide 7 - Tekstslide
De tweede naamval (Genitiv)
Het huis van deze moeder= das Haus dieser Mutter
Het huis van mijn moeder= das Haus meiner Mutter
vader= das Haus meines Vaters
meisje= das Haus dieses Mädchens
* kijk naar het woord achter de tweede naamval voor geslacht.
Slide 8 - Tekstslide
De tweede naamval (Genitiv)
-s of -es?
Ligt de klemtoon op de laatste lettergreep krijg je -es.
Ligt de klemtoon niet op de laatste lettergreep krijg je -s.
Let op: dit gebeurt alleen bij mannelijke en onzijdige zelfstandig naamwoorden.