Week 24 1 HV Frans

programme
récapitulation
aujourd'hui
lire 

1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

programme
récapitulation
aujourd'hui
lire 

Slide 1 - Tekstslide

récapitulation

Slide 2 - Tekstslide

aujourd'hui
Nakijken
  • opdrachten 13, 14, 15

Phrases-clés
  • luisteren 
  • opdrachten

 

        

Slide 3 - Tekstslide

Nakijken opdrachten

Slide 4 - Tekstslide

Lesdoelen:

  • weten wat een adjectif is
  • uitleggen hoe je een adjectif maakt en gebruikt
  • oefenen met adjectif

Slide 5 - Tekstslide

L'adjectif

Qu'est-ce que c'est en néerlandais?


Wat weet je over l'adjectif?



Slide 6 - Tekstslide

Cherchez l'adjectif:
  1. Ma chambre est verte.
  2. Mon père est grand.
  3. La ville est grande.
  4. Le prof a les cheveux blonds.
  5. Une grande-mère est petite.

Slide 7 - Tekstslide

Différences
  • Ma chambre est verte.                # Mon vélo est..............
  • Mon père est grand.                    # la ville est grand............
  • Le prof a les cheveux blonds. # elles ont les cheveux................
  • Une grande-mère est petite. #Son frère est petit.....
  • Slide 8 - Tekstslide

    Uitgangen


                                        mannelijk                     vrouwelijk

    enkelvoud                    -                                          e


    meervoud                    -s                                      -es

    Slide 9 - Tekstslide

    Par exemple

    mannelijk                                           vrouwelijk

    ev  Le prof est sympa.                   La trousse est verte .

    mv Les profs sont sympas .       Les trousses sont vertes


    ev  Son jean est bleu.                       Ma robe est bleue.                        

    mv Ses jeans sont bleus.            Mes robes sont bleues.


    Slide 10 - Tekstslide

    Let op!!

    Il est beau

    Elle est belle

    Il est nouveau

    Elle est nouvelle

    Il est vieux

    Elle est vieille

    Slide 11 - Tekstslide

    Wat is een adjectif in het Nederlands?

    Slide 12 - Open vraag

    Maak van de volgende mannelijke bijv. naamwoorden - de vrouwelijke vorm:
    vert, grand,

    Slide 13 - Open vraag

    Quelle est la forme feminine de:
    rouge
    A
    rouge
    B
    rougee
    C
    roug
    D
    rouges

    Slide 14 - Quizvraag

    Quelle est la forme feminine de:
    gris
    A
    gris
    B
    grise
    C
    grisee
    D
    griss

    Slide 15 - Quizvraag

    vrouwelijke vorm van:
    beau (mooi)
    A
    belle
    B
    beaue
    C
    beauo
    D
    bella

    Slide 16 - Quizvraag

    vrouwelijke vorm van:
    nouveau (nieuw)
    A
    nouveaue
    B
    nouveauelle
    C
    nouveaul
    D
    nouvelle

    Slide 17 - Quizvraag

    vrouwelijke meervouds vorm van
    vieux (oud)
    A
    vielle
    B
    vieuxs
    C
    vieilles
    D
    vieillexs

    Slide 18 - Quizvraag

    Nakijken
    13, 14, 15
    vanaf bladzijde 13
    timer
    10:00

    Slide 19 - Tekstslide

    Phrases-clés
    • Luister de Phrases clés op TB blz. 65 en lees mee
    • Onderstreep bij opdr. 16b op blz. 17 welke eindletters je hoort
    • Geef antwoord op de vragen van 16d

    • Opdr. 18-> beschrijf een klasgenoot op blz. 18

    Slide 20 - Tekstslide