8/9 Taalverzorging, spelling H1

Formuleren
Hoofdletters en leestekens
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Formuleren
Hoofdletters en leestekens

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  • Korte activiteit
  • Instructie/quiz
  • Werken 
  • Afsluiten

Slide 2 - Tekstslide

Spelen met woorden: rebus
Geef iedereen de kans om de rebus op te lossen: roep je geen antwoorden door de klas, maar doe je het in je hoofd.
  • Bekijk eerst de rebus goed en probeer hem in je hoofd op te lossen (schrijf je antwoord eventueel even in je schrift op)
  • Schrijf je antwoord in de volgende sheet.
  • Denk aan hoofdletters en leestekens.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide


Slide 5 - Open vraag

Slide 6 - Tekstslide


Slide 7 - Open vraag

Leerdoelen
Aan het einde van deze les:
  • Weet je wanneer je hoofdletters, punten, vraagtekens en uitroeptekens in een zin moet gebruiken.
  • heb je geoefend met het toepassen van hoofdletters, punten, vraagtekens en uitroeptekens.

Slide 8 - Tekstslide

Schrijf drie dingen op
die je van
de vorige les
hebt onthouden.

Slide 9 - Woordweb

Bekijk de tekst

Slide 10 - Tekstslide


Wat valt je op aan deze tekst?

Slide 11 - Open vraag

Wat heeft een zin dus nodig, denk je, om
correct geschreven
te zijn?

Slide 12 - Woordweb

Hoofdletters in zinnen
Meestal begin je een zin met een hoofdletter, ook als de zin begint met een afkorting of een naam die met een kleine letter begint.
Beste mevrouw Hooi,
Vandaag hebben we weer school.
Met vriendelijke groet,

Op deze regel zijn drie uitzonderingen:
  • Begint de zin met een apostrof, dan krijgt het tweede woord een hoofdletter.
‘s Avonds ga ik sporten.
  • Begint de zin met een symbool of cijfer, dan volgt er geen beginhoofdletter.
😉 is een veelgebruikte emoticon. 31 dagen telt deze maand.
  • Begint de zin met een ‘ij’, dan schrijf je beide letters met een hoofdletter.
IJverig studeerde hij voor zijn tentamen.


Slide 13 - Tekstslide

Hoofdletters
Het eerste woord van een zin begint met een hoofdletter.
Uitzonderingen:
  • Als de zin begint met een apostrof dan schrijf je het tweede woord met een hoofdletter.
 ‘s Middags doet mijn vader altijd een dutje.
  • Als een zin met een cijfer begint, krijg je geen hoofdletter.
 25 leraren waren ziek.

Namen schrijf je met een hoofdletter:
Eigen namen: Darrel, S. Hooi, Hooi, mevrouw Van Brink, mevrouw Van den Brink, Truus van den Brink
Aardrijkskundig: Dorpsstraat, Lisse, Noord-Holland, Nederland, Europa
Titels/namen: Misfit, De stad van de maskers, Feyenoord, Coca Cola, de Tweede Wereldoorlog, Tweede Kamerlid, Kerstmis, Fioretti College Lisse


Slide 14 - Tekstslide

Leestekens
Je gebruikt een punt, vraagteken of uitroepteken aan het eind van een zin.
 Ik loop straks gezellig naar huis 
Gaan jullie morgen ook fietsen?   
Zitten allemaal!



     

Slide 15 - Tekstslide

Zinnen
'Een zin is een verzameling woorden die in de juiste volgorde een complete en begrijpelijke tekst opleveren.'

Elke zin is een soort mededeling. Je wilt met elke zin iets zeggen. Je kunt zinnen ook aan elkaar verbinden door er een verbindingswoord tussen te plaatsen: de eerste zin +  komma + verbindingswoord + de tweede zin.
Ik ben vandaag moe. Ik ben te laat gaan slapen. 
Ik ben moe, omdat ik gisteren te laat ben gaan slapen. 
Ik ben gisteren te laat gaan slapen, daarom ben ik moe.

Je kan ook beginnen met een verbindingswoord. Dan komt de komma tussen de twee persoonsvormen.
Omdat ik gisteren te laat ben gaan slapen, ben ik moe.

Uitzondering: en, of
Ik ben gisteren te laat gaan slapen en ben (nu) moe.

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Werk voor deze les:
  • H1, blz. 32/33, formuleren, opdracht 1, 2 en 3
+nakijken en verbeteren in een andere kleur!


Wat niet af is = huiswerk!
timer
20:00

Slide 18 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het einde van deze les:
  • Weet je wanneer je hoofdletters, punten, vraagtekens en uitroeptekens in een zin moet gebruiken.
  • heb je geoefend met het toepassen van hoofdletters, punten, vraagtekens en uitroeptekens.

Slide 19 - Tekstslide

Schrijf drie dingen op
die je vandaag geleerd hebt.

Slide 20 - Woordweb

Ik weet waar ik een hoofdletter, punt, vraagteken en uitroepteken in een zin moet plaatsen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 21 - Poll

Reflectie:
Wat ging bij jou goed tijdens deze les?
Wat kan nog iets beter?

Slide 22 - Open vraag

Feedback:
Wat vond je fijn/goed aan deze les?
Wat zou je liever anders willen zien?

Slide 23 - Open vraag

Slide 24 - Video

Volledige uitleg leestekens
(video volgende dia)

Slide 25 - Tekstslide

Stapje moeilijker?
Uitleg onoverzichtelijke zinnen en oefeningen daarbij.
(zie volgende dia)

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Link