VWO 1 h.7.2 spelling LES 4

A1d

Huiswerk bespreken
opdracht 1 t/m 6

1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

A1d

Huiswerk bespreken
opdracht 1 t/m 6

Slide 1 - Tekstslide

H1b

Huiswerk bespreken
opdracht 1 t/m 3

Slide 2 - Tekstslide

H. 7.2

Taalverzorging
Spelling

Slide 3 - Tekstslide

leerdoelen

  • je kunt de stam van werkwoorden vormen;

  • je kunt de persoonsvorm in de verleden tijd goed spellen;

  • je kunt het voltooid deelwoord goed schrijven.

Slide 4 - Tekstslide

Wat doen we deze les?

  • We bekijken wat de stam van werkwoorden is;

  • We bekijken de theorie van de spelling van de persoonsvorm in de verleden tijd en het voltooid deelwoord;

  • Jullie oefenen met de theorie;

  • Jullie gaan aan de slag met de opdrachten van deze paragraaf.

Slide 5 - Tekstslide

Stam

  • De stam van het werkwoord is de infinitief zonder -en



















infinitief
stam
vinden
vind
lopen
lop
vallen
vall
durven
durv
reizen
reiz

Slide 6 - Tekstslide

  • De stam is soms hetzelfde als de ik-vorm

      vinden  wandelen  fietsen  huilen  gebruiken 

  • In veel gevallen moet je de stam aanpassen om de ik-vorm te krijgen. 

 1.    een klinker toevoegen:                                         lop → ik loop;
 2.    een medeklinker weglaten:                                  vall → ik val;
 3.    een letter veranderen 
       (een v in een f, of  een z in een s): 
                                                                                       durv → ik durf                                                                                                   rei→ ik reis.
















Slide 7 - Tekstslide

- en
klinker
erbij
medeklinker
eraf
letter
veranderen
passen
kopen
ruizen
fluiten
wandelen
erven
bakken
wreken

Slide 8 - Sleepvraag

Persoonsvorm in de verleden tijd

  • Er bestaan twee soorten werkwoorden: klankveranderende en klankvaste werkwoorden. Bij klankveranderende of sterke werkwoorden verandert de klank in de verleden tijd (vt).













infinitief
ik-vorm vt
houden
(ik) hield
nemen
(ik) nam

Slide 9 - Tekstslide

  • Bij klankvaste of zwakke werkwoorden verandert de klank niet. De persoonsvorm in de verleden tijd is de ik-vorm+ te(n) of + de(n).




















infinitief
persoonsvorm vt
bakken
ik bakte
planten
wij plantten
grijnzen
ik grijnsde
verantwoorden
wij verantwoordden

Slide 10 - Tekstslide

klankveranderend (sterk) werkwoord
klankvast (zwak) werkwoord
Zingen
Klappen
Lopen
Reizen
Fietsen
Kijken
Lezen
Spelen

Slide 11 - Sleepvraag

  • Om te bepalen of je + te(n) of + de(n) moet schrijven, kun je de regel van 't kofschip gebruiken:

  • Neem de stam van het werkwoord.
  • Kijk naar de laatste letter van de stam.
  • Is dat een medeklinker uit 't kofschip of is het een x?

  • Ja? Schrijf dan de ik-vorm + te(n).
  • Nee? Schrijf dan de ik-vorm + de(n).

De klank van de letter x eindigt op een -s en doet mee met de regel van 
't kofschip. De stam van waxen krijgt dus + te(n).


VOORBEELD









Slide 12 - Tekstslide

stap 1
stap 2
stap 3
infinitief
stam
laatste letter
't kofschip
pvvt
proeven
proev
v
nee  
ik proefde
sussen
suss
s
ja
wij susten

Slide 13 - Tekstslide


Noteer de persoonsvorm in de verleden tijd.

Ik (maken)... gisteren mijn huiswerk. 

Slide 14 - Open vraag


Noteer de persoonsvorm in de verleden tijd.

De voetballers (vertellen)... gisteren over hun overwinning.

Slide 15 - Open vraag


Welke vorm van de persoonsvorm verleden tijd klopt in de zin?


Het oude mannetje (kuchen)... luid.
A
kuchte
B
kuchten
C
kuchtte
D
kuchtten

Slide 16 - Quizvraag


Welke vorm van de persoonsvorm verleden tijd klopt in de zin?


De examenkandidaat (vrezen)... voor het cijfer van wiskunde.
A
vreeste
B
vreesde
C
vreesten
D
vreesden

Slide 17 - Quizvraag

Voltooid deelwoord

Bij klankveranderende (sterke) werkwoorden kun je meestal horen hoe je het voltooid deelwoord spelt:


eten → Ik heb een appel gegeten.

brengen → Hij heeft een boek gebracht.

lopen → Zij hebben een eind gelopen.

Slide 18 - Tekstslide

Klankvaste (zwakke) werkwoorden

  • Klankvaste werkwoorden hebben een voltooid deelwoord dat eindigt
     op -t of -d. Soms kun je horen welke eindletter je moet schrijven in de
     verleden tijd. 

  • Bij het voltooid deelwoord schrijf je dezelfde letter die je hoort in de verleden tijd:

      ik werkte → ik heb gewerkt
      ik baalde → ik heb gebaald

Slide 19 - Tekstslide

  • Kun je niet horen of je -t of -d moet schrijven?
     Gebruik dan een van deze manieren.

 1.  Maak het voltooid deelwoord langer
      Hoor je aan het eind een d of een t?






infinitief
langer maken
voltooid deelwoord
rijpen
gerijpte
gerijpt
rimpelen
gerimpelde
gerimpeld

Slide 20 - Tekstslide

2 Gebruik de regel van 't kofschip

Neem de stam van het werkwoord.
Kijk naar de laatste letter van de stam.

Is dat een medeklinker uit 't kofschip of is het een x?

Ja?                           Schrijf dan -t.

Nee?                        Schrijf dan -d.                             

Slide 21 - Tekstslide


Noteer het voltooid deelwoord op de juiste manier.
Zij hebben hun inrichting (veranderen)...

Slide 22 - Open vraag


Noteer het voltooid deelwoord op de juiste manier.
Wanneer hebben zijn hun broer (uitzwaaien)...? 

Slide 23 - Open vraag


tNoteer het voltooid deelwoord op de juiste manier.

Zij hebben een geheime plek (ontdekken)............

Slide 24 - Open vraag


tNoteer het voltooid deelwoord op de juiste manier.

Zij heeft dat verhaal nooit (geloven)...........

Slide 25 - Open vraag

Zelf 
aan de 
slag
H1b
Maak opdracht 13 t/m 15 
blz. 19 t/m 21

Slide 26 - Tekstslide

Zelf 
aan de 
slag
A1d
Maak opdracht 13 t/m 15 
blz. 19 t/m 22


Slide 27 - Tekstslide