H6 Opzoeken in het woordenboek

H6 woordenschat blz.154 t/m 157
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 13 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

H6 woordenschat blz.154 t/m 157

Slide 1 - Tekstslide

Onbekend woord?
Als je een onbekend woord tegenkomt in de zin, kan je het volgende doen: de betekenis zoeken door:
  1. Te kijken naar een synoniem
  2. Te kijken naar een omschrijving
  3. Te kijken naar een voorbeeld
  4. Te kijken naar een tegenstelling
  5. Een bekend woorddeel zoeken in een onbekend woord

Slide 2 - Tekstslide

Onbekend woord
Zoek in het onbekende woord naar een deel dat je wél kent:
  1. Samenstelling
  2. Woorden met voorvoegsels (afleiding)
  3. Woorden met achtervoegsels (afleiding)

Slide 3 - Tekstslide

Samenstelling
Is één woord dat bestaat uit meerdere kernwoorden.

Kernwoord = een woord dat los op zichzelf kan staan in de zin en een eigen betekenis heeft.

schoolkrantredactievergadering
autobandventieldopje
waterzuiveringsinstallatie

Slide 4 - Tekstslide

Afleiding
Een woord dat bestaat uit een kernwoord + voorvoegsel en/of achtervoegsel

Niet alle delen van dit woord kunnen zelfstandig voorkomen in een zin. 

herexamen --> her (voorvoegsel) + examen
bloempje --> bloem + pje (achtervoegsel)


Slide 5 - Tekstslide

Woordenboek
  • Tijdens het examen mag je een papieren woordenboek gebruiken. 
  • De woorden in het woordenboek noem je trefwoorden
  • De woorden staan op alfabetische volgorde.

Slide 6 - Tekstslide

Opzoeken in het woordenboek
Zoek in het woordenboek de betekenis van een woord bij:

  1. het hele werkwoord (bevestigt zoek je bij bevestigen; gereserveerd bij reserveren)
  2. het enkelvoud van het woord (adviezen bij advies)
  3. de korte vorm van het woord (actieve bij actief; experimentje bij experiment)
  4. een deel van de samenstelling (verkeersslachtoffer bij slachtoffer; integratieproces bij integratie en/of proces)





Slide 7 - Tekstslide

Werken met het woordenboek 2
In het woordenboek staat achter het trefwoord: 
–  hoe je het woord uitspreekt; –  welk lidwoord je moet gebruiken (het woordgeslacht); – hoe je het meervoud moet maken.

Slide 8 - Tekstslide

Woordenboek gebruiken

Kijk goed welke betekenis in de zin past.

Op de eerste dag van mijn stage moest ik me voorstellen aan de afdelingsleider.

Het woordenboek zegt:





In deze zin betekenis 2

zeggen hoe iemand heet

Slide 9 - Tekstslide

Woordenboek gebruiken

Kijk goed welke betekenis in de zin past.

Ik kan me niet voorstellen dat ik een voldoende voor mijn verslag krijg.

Het woordenboek zegt:





In deze zin betekenis 4

zich voor de geest halen (In gedachten voor zich zien)

Slide 10 - Tekstslide

Opdracht
Zoek op in het woordenboek de volgende woorden:
  1. creëren 
  2. faillissement 
  3. afasie 
  4. gehandhaafd 
  5. placenta 
  6. persweeën 
  7. flexwerkplek 

Slide 11 - Tekstslide

Opdrachten maken


Wat ga je doen?
  1. Ga naar magister --> leermiddelen --> Nieuw Nederlands
  2. Maak de opdrachten: H6 Woordenschat (1 t/m 7)

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide