1.2 - Naamwoorden en lidwoorden

Grammatica en Spelling
H1 - Woordsoorten
1.2 - Naamwoorden en lidwoorden
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Grammatica en Spelling
H1 - Woordsoorten
1.2 - Naamwoorden en lidwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Planning periode 4

Slide 2 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
  • Planning periode 4 bespreken
  • Herhaling 1.1 - Werkwoorden
  • Theorie 1.2 - Naamwoorden en lidwoorden
  • Uitleg Vlog-opdracht
  • Zelfstandig aan de slag

Slide 3 - Tekstslide

Grammatica H1.1- Werkwoorden
Er zijn 4 vormen van het werkwoord die je moet kunnen herkennen en benoemen.

  1. Persoonsvorm
  2. Infinitief (hele werkwoord)
  3. Voltooid deelwoord
  4. Tegenwoordig deelwoord


Slide 4 - Tekstslide

Op welke 3 manieren kun je de persoonsvorm vinden?

Slide 5 - Open vraag

Infinitief
Voltooid deelwoord
Tegenwoordig deelwoord
Persoons-
vorm
Dit heeft een zin altijd!
Dit is het hele werkwoord
Geeft aan dat iets al is gebeurd.
Geeft aan dat het tegelijk met iets anders gebeurt,

Slide 6 - Sleepvraag

Gram 1.2 - Naamwoorden en lidwoorden
Lesdoel:

Aan het einde van deze paragraaf herken je zelfstandige naamwoorden, (stoffelijk) bijvoegelijke naamwoorden en lidwoorden.

Slide 7 - Tekstslide

Gram 1.2 - Naamwoorden en lidwoorden

  1. Zelfstandig naamwoord
  2. Bijvoeglijk naamwoord
  3. Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
  4. Lidwoorden

Slide 8 - Tekstslide

1. Zelfstandig naamwoord
1) Je kunt er vaak de, het of een voorzetten
2) Je kunt ze meestal in het meervoud zetten
3) Je kunt er vaak een verkleinwoord van maken

fiets - de fiets - fietsen - fietsje
boek - het boek - boeken - boekje

Namen van mensen, plaatsen en landen zijn ook zelfstandig naamwoorden

Slide 9 - Tekstslide

DRIE VRAGEN
3 vragen over het zelfstandig naamwoord

Slide 10 - Tekstslide

Wat is het zelfstang naamwoord in de zin?
Ik heb een tas.
A
Ik
B
heb
C
een
D
tas

Slide 11 - Quizvraag

Wat is het zelfstang naamwoord in de zin?
Ga jij naar Amsterdam?
A
Ga
B
jij
C
naar
D
Amsterdam

Slide 12 - Quizvraag

Wat is het zelfstang naamwoord in de zin?
Het gedicht is prachtig
A
Het
B
gedicht
C
is
D
prachtig

Slide 13 - Quizvraag

2. Bijvoeglijk naamwoord
Een bijvoeglijk naamwoord geeft meer informatie over een zelfstandig naamwoord.

De mooie fiets
De rode fiets
De oude fiets

Slide 14 - Tekstslide

2. Bijvoeglijk naamwoord
Soms staan er meerdere bijvoeglijk naamwoorden voor een zelfstandig naamwoord. Dan worden ze gescheiden door een komma.

De mooie, gele auto.
De mooie, gele, oude auto.

Slide 15 - Tekstslide

2. Bijvoeglijk naamwoord
Het bijvoeglijk naamwoord staat niet altijd direct voor het zelfstandig naamwoord. Soms vind je het ook ergens anders in de zin.

De haar van het meisje is rood.
De kinderen op stage zijn lief.

Slide 16 - Tekstslide

DRIE VRAGEN
3 vragen over het bijvoeglijk naamwoord

Slide 17 - Tekstslide

Maak een zin met twee bijvoeglijk naamwoorden.

Slide 18 - Open vraag

Maak een zin met drie bijvoeglijk naamwoorden.

Slide 19 - Open vraag

Maak een zin waar bijvoeglijk naamwoord niet voor het zelfstandig naamwoord staat.

Slide 20 - Open vraag

3. Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord geeft aan van welke stof het zelfstandig naamwoord gemaakt is.

De gouden oorbellen.
Een plastic tas.
Het bankje is van hout.
Het huisje is van snoep.

Slide 21 - Tekstslide

DRIE VRAGEN
2 vragen over het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord

Slide 22 - Tekstslide

Het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord geeft aan van welke stof het werkwoord is gemaakt.
A
waar
B
niet waar

Slide 23 - Quizvraag

Stoffelijk bijvoeglijk
Bijvoeglijk

Goud
Lief
Duur
Hout
Geel
Oud
Papier
Eng
Steen
IJzer

Slide 24 - Sleepvraag

4. Lidwoorden
Lidwoorden horen bij het zelfstandig naamwoord.
Lidwoorden staan voor het zelfstandig naamwoord, maar er kunnen wel woorden tussen staan zoals het (stoffelijk) bijvoeglijk naamwoord.


Het kinderdagverblijf.
De leuke groep.
Een goede stageplek.

Slide 25 - Tekstslide

4. Lidwoorden
Er zijn twee soorten lidwoorden.

Bepaald lidwoord: de & het
Onbepaald lidwoord: een

Een boek (het maakt niet uit welke)
Het boek (een bepaald boek)

Slide 26 - Tekstslide

DRIE VRAGEN
2 vragen over lidwoorden

Slide 27 - Tekstslide

Vul het juiste lidwoord in.

Peter loopt naar (...) derde etage.

Slide 28 - Open vraag

Vul het juiste lidwoord in.

Ik heb (...) nieuwe pen.

Slide 29 - Open vraag

Checken lesdoel
Aan het einde van deze paragraaf herken je zelfstandige naamwoorden, (stoffelijk) bijvoegelijke naamwoorden en lidwoorden.



1 opdracht om te kijken of je het lesdoel hebt behaald

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Link

PO VLOG
Uitleg Vlog 
50% eindcijfer periode 4

Slide 32 - Tekstslide

Zelfstandig aan de slag
Open NU Nederlands

Grammatica H1 - Woordsoorten
1.2 - Naamwoorden en lidwoorden
Opdracht 1, 2, 3 en 4

Slide 33 - Tekstslide

Huiswerk
Afmaken
Grammatica H1 - Woordsoorten
1.2 - Naamwoorden en lidwoorden
Opdracht 1, 2, 3 en 4
Boek kiezen voor VLOG

Tijdens de volgende les
26 mei 2021: Grammatica 1.3 - Voornaamwoorden


Slide 34 - Tekstslide