Quiz toets hoofdstuk 1
1 / 17
Lesduur is: 85 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Elke tekst gaat ergens over. Dit noem je:
A
onderwerp
B
bron
C
titel
D
tussenkopje
Slide 2 - Quizvraag
Een feit is:
A
Waarheid
B
Iets wat je vindt
Slide 3 - Quizvraag
Een kattebelletje is een
A
A4 papiertje
B
Kort briefje
C
Puzzel
D
Werkstuk
Slide 4 - Quizvraag
Haat en ....
A
Strijd
B
Gezeur
C
Nijd
D
Boosheid
Slide 5 - Quizvraag
Wat is geen synoniem:
A
Praten - spreken
B
Vriend - maat
C
Fiets - rijwiel
D
Boos - kwaad
Slide 6 - Quizvraag
Synoniemen zijn woorden met dezelfde betekenis
A
Juist
B
Onjuist
Slide 7 - Quizvraag
Wat is de persoonsvorm:
''Op zondag gaan wij altijd zwemmen.''
''Op zondag gaan wij altijd zwemmen.''
Slide 8 - Open vraag
Wat is het zelfstandig naamwoord?
''De juf geeft de klas uitleg.''
''De juf geeft de klas uitleg.''
Slide 9 - Open vraag
Wat zijn bepaalde lidwoorden?
Slide 10 - Open vraag
Geef een voorbeeld van een abstract zelfstandig naamwoord.
Slide 11 - Open vraag
'' 's Zomers gaan we vaak op vakantie.''
A
Juist
B
Onjuist
Slide 12 - Quizvraag
Zakelijke teksten zijn bedoeld om te:
A
Leren
B
Leren en informeren
C
helpen
D
amuseren
Slide 13 - Quizvraag
Wat betekent kroost?
Slide 14 - Open vraag
Schots en ......
A
Stom
B
Raar
C
Scheef
D
Veel
Slide 15 - Quizvraag
Amsterdam is een
A
Persoonsvorm
B
Eigennaam
C
Lidwoord
D
Lijdendvoorwerp
Slide 16 - Quizvraag
Wat betekend ''de scepter zwaaien''.
