first day

Goeie morgen iedereen 
op je bank
je tablet
je pennenzek 

1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
AllesLager onderwijs

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 300 min

Onderdelen in deze les

Goeie morgen iedereen 
op je bank
je tablet
je pennenzek 

Slide 1 - Tekstslide

Hoe was je weekend
😒🙁😐🙂😃

Slide 2 - Poll

dagindeling 

  • info van de dag
  • wiskunde
  • speeltijd
  • taal 
  • frans
  • middag
  • WO
  • speeltijd 
  • wo

Slide 3 - Tekstslide

Structuur en regels
regels
als ik zeg om stil te zijn doe je dat ook
als je op een toets spiekt krijg je automatisch een 0
we praten niet tijdens een toets
als je vragen hebt stel die aan de juf
als je huiswerk niet gemaakt is krijg je een minpunt
als je dingen niet getekent zijn krijg  je een minpunt

Slide 4 - Tekstslide

regels en structuur
waarschuwingen
na 3 waarschuwingen wordt je verwacht op mijn bureau
na ongepast gedrag krijg jij een extra huiswerk 
als er spraken is van ongepast gedrag en de klas argumenteerd of lacht mee krijgt iedereen +huistaak

Slide 5 - Tekstslide

tijd voor wiskunde
wiskunde

Slide 6 - Tekstslide

Van Kilometer naar Gram: Maateenheden Omzetten
doel: ik ken de maateenheden en kan ze op de juiste manier toepassen

Slide 7 - Tekstslide

welke maatenheden?
lengte: cm, dm, m, km
inhoud: cl, dl, l
gewicht: g kg 

Slide 8 - Tekstslide

inhoudsmaten

Slide 9 - Tekstslide

lengtematen

Slide 10 - Tekstslide

gr en kg

Slide 11 - Tekstslide

taal

Slide 12 - Tekstslide

werkwoorden

Slide 13 - Tekstslide

Woordsoorten
Taal --> Taalwijs --> Nadenken over WOORDEN

Slide 14 - Tekstslide

Woordsoorten

Slide 15 - Tekstslide

lidwoord
Er zijn 3 lidwoorden.
Ze staan voor een zelfstandig naamwoord.
de kat
de school
de leesboeken                        
DE
het eiland
het meisje      
het alfabet             

HET
een hond
een alfabet          
een meisje          
EEN

Slide 16 - Tekstslide

zelfstandig naamwoord
Een zelfstandig naamwoord is een naam van een persoon, een dier, een plant of een ding.

lidwoord
Je kan er een lidwoord voor zetten.                                
bv.: staart --> de staart of een staart                        
meervoud
Je kan het in het meervoud zetten.
Bv. staart --> staarten
eigennaam
Sommige zelfstandige naamwoorden zijn een eigennaam.  
Ze beginnen met een hoofdletter en zijn écht een naam van een mens, land, feest, ...
Bv.: Kerstmis, België, Olivia

Slide 17 - Tekstslide

bijvoeglijk naamwoord
Een bijvoeglijk naamwoord geeft meer informatie over een zelfstandig naamwoord of werkwoord. 


Het zegt HOE het zelfstandig naamwoord is.
de luie kat                   
de mooie kat                   
De kat is grijs.             
De kat slaapt lang.           

Slide 18 - Tekstslide

Werkwoord
Een werkwoord is een woord dat je kan DOEN.
PV
De persoonsvorm is altijd een werkwoord.  
Maak je ja/nee vraag!
IK
Je kan er 'IK KAN' voor zetten.          
TIJD
Je kan het van tijd veranderen.
1
Er staat minimum 1 werkwoord in een zin.                       
voorbeelden
slapen, slaapt, sliep
zijn, is
hebben, heeft  

Slide 19 - Tekstslide

Op onderzoek!
De lieve kinderen luisteren stil naar het spannende verhaal.
de
het
kinderen
verhaal
lieve
stil
spannende
luisteren
zelfstandig  naamwoord
lidwoord
bijvoeglijk naamwoord
werkwoord

Slide 20 - Tekstslide

Op onderzoek!
De oude aap springt om de banaan te vangen.
de
de
aap
banaan
oude
springt
vangen
lidwoord
zelfstandig  naamwoord
bijvoeglijk naamwoord
werkwoord

Slide 21 - Tekstslide

Woordsoorten Sorteren
We gaan nu samen woorden sorteren in de verschillende woordsoorten. 

De eerste oefening doen we samen.
De tweede doen jullie per twee.
De laatste doe je straks alleen.

Slide 22 - Tekstslide

Quiz Time!
Tijd voor een korte quiz om te testen wat jullie hebben geleerd over de verschillende woordsoorten. 

Succes!

Slide 23 - Tekstslide

Wat gingen we oefenen vandaag?
  • lidwoorden
  • zelfstandige naamwoorden
  • bijvoeglijke naamwoorden
  • werkwoorden
                                                    ... herkennen, benoemen en gebruiken.

Slide 24 - Tekstslide

frans

Slide 25 - Tekstslide