H.1-Woordsoorten Hv1=e6

Wat moeten jullie straks kennen en kunnen?


Oftewel, wat is het doel van deze les?


Na deze les weet je  wat lidwoorden zijn en  kun zelfstandige naamwoorden, waaronder eigennamen herkennen. 


1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Wat moeten jullie straks kennen en kunnen?


Oftewel, wat is het doel van deze les?


Na deze les weet je  wat lidwoorden zijn en  kun zelfstandige naamwoorden, waaronder eigennamen herkennen. 


Slide 1 - Tekstslide

De woorden van een taal kun je indelen in woordsoorten. In de zin De aardige agent glimlacht 
staan vier woordsoorten

 


 
de is een?
lidwoord
aardige is een
 bijvoeglijk naamwoord
agent is een
zelfstandig naamwoord
glimlacht is een
 werkwoord

Slide 2 - Tekstslide

Een zelfstandig naamwoord (zn) is een woord voor een mens, dier, plant,
 ding of gevoel

Bijvoorbeeld: dochter, bloemist, zeehond, tulp, telefoon, dorp, de liefde, de haat. 

Een eigennaam is ook een zelfstandig naamwoord: Tim, Schuurmans, Donar,
Nijmegen, Rijn, Bouwman, Oranje Nassau College

Slide 3 - Tekstslide

– Een zelfstandig naamwoord heeft meestal een enkelvoud en een meervoud (vriend – vrienden). 

– Je kunt er vaak een verkleinwoord van maken (vriend – vriendje -boek – boekje).

– Je kunt er vaak de, het of een voor zetten 
(de vriend, een vriend; het boek, een boek) 

Slide 4 - Tekstslide

Lidwoord
Er zijn drie lidwoorden: de, het, een (spreek uit als ‘un’). 
Een lidwoord (lw)
 hoort altijd bij een zelfstandig naamwoord
De woorden de en het zijn bepaald lidwoord (blw), een noem je onbepaald lidwoord (olw).


Slide 5 - Tekstslide

Wat nu?

 Voordat je aan de opdrachten begint, lees je eerst zelfstandig de theorie op blz. 30

Maken opdr. 1 t/m 4   blz. 30-31

Snel klaar/ verdieping:

maken opdr. 5









Het (blw) verhaal (zn).Soms staan tussen het lidwoord en het zelfstandig naamwoord nog andere woorden: Een (olw) heel mooi verhaal (zn).


Soms staan tussen het lidwoord en het zelfstandig naamwoord nog andere woorden:
 
een (lw) bijzonder spannend boek (zn)
 

Slide 6 - Tekstslide

Een en het niet als lidwoord
Soms spreek je een uit als 1. Dan is een géén lidwoord. Voorbeeld: Laatst kwam ik een van de spelers van AZ tegen.
Soms hoort het niet bij een zelfstandig naamwoord. Dan is het géén lidwoord. 

Voorbeelden: – Volgens de weerman gaat het binnenkort vriezen. – Na de rust werd het toch nog 1-1.

Slide 7 - Tekstslide

Zelfstandig naamwoord=
 is een woord voor een mens, dier, plant, ding of gevoel. Bijvoorbeeld: dochter, bloemist, zeehond, tulp, telefoon, dorp, liefde. Een eigennaam is ook een zelfstandig naamwoord: Tim, Schuurmans, Donar, Nijmegen, Rijn. –   Een zelfstandig naamwoord heeft meestal een enkelvoud en een meervoud (vriend – vrienden). –  Je kunt er vaak een verkleinwoord van maken (vriend – vriendje). –   Je kunt er vaak de, het of een voor zetten (de vriend, een vriend; het paard, een paard).
 
lidwoord=
de-het-een
We bekijken het filmpje in Nieuw Nederlands

Slide 8 - Tekstslide

Lees nu zelf de theorie op blz. 30

Even checken. Wie vertelt mij wat we zojuist hebben gehoord?

Geen vingers, ik geef de beurt aan ..............................................

Slide 9 - Tekstslide

Maken:

Blz. 30
startopdr. + opdr. 1 t/m 4

Voordat je vragen stelt, bekijk je nog een keer goed of het niet in de theorie staat!

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Aan de slag

Slide 12 - Tekstslide