Spelling B3W1L1

Spelling B3W1L1
Bijwoord, bepaling van plaats en Latijns voorvoegsel
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpellingBasisschoolGroep 8

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Spelling B3W1L1
Bijwoord, bepaling van plaats en Latijns voorvoegsel

Slide 1 - Tekstslide

Woordsoorten
Je kent de volgende woordsoorten:
- lidwoord                                                               - telwoord
- zelfstandig naamwoord                               - rangtelwoord
- werkwoord                                                          - voorzetsel
- hulpwerkwoord                                                 - voegwoord
- voltooid deelwoord                                         - persoonlijk voornaamwoord
- bijvoeglijk naamwoord                                  - bezittelijk voornaamwoord
- stoffelijk bijvoeglijk naamwoord

Slide 2 - Tekstslide

Nieuwe woordsoorten
- Bijwoord
Een bijwoord zegt iets over een woord dat geen zelfstandig naamwoord is. Het geeft extra informatie.
"Wouter loopt hard." - hard zegt iets over het werkwoord
"Wouter heeft erg lieve ouders." - erg zegt iets over het bijvoeglijk naamwoord.

Slide 3 - Tekstslide

"De bril wordt erg vuil."
Wat is het bijwoord in deze zin?

Slide 4 - Open vraag

"Ik heb goed geleerd vandaag."
Wat is het bijwoord in deze zin?

Slide 5 - Open vraag

Twee zinnen. Zegt het bijwoord iets over het werkwoord of over het bijvoeglijk naamwoord? Zet je antwoorden onder elkaar, zonder nummer.
1. Ik loop netjes in de rij. Bijwoord is netjes.
2. Er keken heel veel mensen naar de wedstrijd. Bijwoord is heel.

Slide 6 - Open vraag

Zinsdelen
Je kent de volgende zinsdelen:
- onderwerp
- persoonsvorm
- lijdend voorwerp

Nieuw zinsdeel:
- bepaling van plaats.

Slide 7 - Tekstslide

Nieuwe zinsdelen
Nieuw zinsdeel: - bepaling van plaats.
Stel de vraag: 
* waar + werkwoordelijk gezegde + onderwerp (+ lijdend voorwerp)
Voorbeeld:
"Hier zie jij het huis in Wenen."
- Waar zie jij het huis?
Antwoord: in Wenen = bepaling van plaats

Slide 8 - Tekstslide

"De zonnepanelen moeten op het dak liggen."
Wat is de bepaling van plaats?

Slide 9 - Open vraag

"De muizen vieren feest op de tafel."
Wat is de bepaling van plaats?

Slide 10 - Open vraag

"We gaan meestal op vakantie in Nederland."
Wat is de bepaling van plaats?

Slide 11 - Open vraag

Latijns voorvoegsel
Het latijns voorvoegsel is een stukje van het woord dat voor de rest van het woord staat. 
Bijvoorbeeld:
ab - rupt
ad - vocaat
sub - sidie
ob - jectief

Slide 12 - Tekstslide

In de krant staat een:......
Schrijf op.........

Slide 13 - Open vraag

Deze man heeft een ...... met treinen.
Schrijf op.........

Slide 14 - Open vraag

De monniken wonen in de ......
Schrijf op.........

Slide 15 - Open vraag

Luister naar het dictee en 
schrijf de woorden goed op in je schrift.

Slide 16 - Tekstslide

Maak les 3:
opdracht 1 , 2 en 3

Slide 17 - Tekstslide