Voorbereiden deeltentamen 2

Voorbereiden deeltentamen
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Voorbereiden deeltentamen

Slide 1 - Tekstslide

Inhoud van de les
  • Terugblik 
  • Leerdoel
  • Opdracht 'voedingsmiddelentabel'
  • Voorbereiden deeltentamen

Slide 2 - Tekstslide

Aan het einde van de les:

Kun je een berekening maken met behulp van gegevens uit een voedingsmiddelen tabel. 

Hiermee kun je iemand een voedingsadvies geven.




Slide 3 - Tekstslide

Voedingsmiddelentabel

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Vraag
Maak opdracht 5 en beantwoord daarna de volgende vraag:

Door het vervangen van welk product kan Yamal de hoeveelheid vet het best verminderen?

Slide 6 - Tekstslide

Voorbereiden deeltentamen
Samen
1. Leerstof bespreken/ vragen stellen
2. Elkaar overhoren

Zelfstandig
1.  Deze Lesson Up afronden
2. www.examenkracht.nl
3. www.biologiepagina.nl
4. Samenvatting/ woordweb maken

Slide 7 - Tekstslide

Voedingsstoffen hebben een taak. Kies de juiste taak of taken. Er zijn dus meerdere antwoorden goed. 
Sleep de goede antwoorden naar het vierkant


Mineralen en vitamines worden gebruikt als 
Brandstof
Bouwstof
Reservestof
Beschermende stof

Slide 8 - Sleepvraag

Voedingsstoffen hebben een taak. Kies de juiste taak of taken. Er zijn dus meerdere antwoorden goed. 
Sleep de goede antwoorden naar het vierkant


Vetten worden gebruikt als 
Brandstof
Bouwstof
Reservestof
Beschermende stof

Slide 9 - Sleepvraag

Zijn de volgende beweringen juist of onjuist? Ssleep naar de juiste kolom.

Juist
Onjuist
In alcohol zitten veel koolhydraten.
Baby’s en pubers hebben veel bouw- en brandstoffen nodig. 
Een meisje van veertien jaar verbruikt minder energie dan een jongen
  van veertien jaar. 
Een bejaarde heeft meer bouwstoffen nodig dan een puber. 
Een voetballer van zeventien jaar heeft meer brandstof nodig dan een
  even oude jongen die in zijn vrije tijd veel leest. 
’s Zomers heb je meer brandstoffen nodig dan ’s winters. 
Een opgroeiende jongen heeft verhoudingsgewijs meer bouwstoffen
nodig dan een jongen die uitgegroeid is. 
Een volwassen vrouw heeft geen bouwstoffen meer nodig. 

Slide 10 - Sleepvraag

De schijf van vijf helpt om gezond eten uit te zoeken.
Welke maaltijd bevat uit alle vijf de vakken iets?
Maaltijd 1 kip, aardappel, spercieboontjes, jus, glas water
Maaltijd 2 glas melk, broodje met kaas en komkommer, boter erop
Maaltijd 3 sinaasappel, komkommer, bakje yoghurt met muesli
A
Maaltijd 1.
B
Maaltijd 1 en 2.
C
Maaltijd 3.
D
Maaltijd 2 en 3

Slide 11 - Quizvraag

Mevrouw Peters lijdt aan ondervoeding. In het ziekenhuis krijgt ze een sonde met vloeibaar voedsel toegediend. Een sonde is een slangetje dat via de neus tot in de maag wordt gebracht.
 Als voeding met een sonde niet mogelijk is, wordt het voedsel rechtstreeks in het bloed gebracht.

Welk plaatje is goed? sleep dat naar het vinkje.

Slide 12 - Sleepvraag

Het sondevoedsel bevat onder meer soja-eiwit, plantaardige olie en zetmeel.
Leg uit dat deze voeding niet geschikt is om rechtstreeks in het bloed te brengen.

Slide 13 - Open vraag

Drie gebitselementen zijn: een hoektand,
een kies en een snijtand.
Wat voor een element uit het gebit
van een mens zie je hier?
A
Hoektand
B
Kies
C
snijtand

Slide 14 - Quizvraag

Als je gewoon eet en je slikt, dan sluit het strotklepje een bepaald deel af.
Wat wordt er afgesloten?
A
De luchtpijp.
B
De mondholte.
C
De neusholte.
D
De slokdarm.

Slide 15 - Quizvraag

Hier zie je een schematische tekening
van de slokdarm. In de slokdarm zit voedsel.
Zijn bij P de kringspieren van de slokdarm
samengetrokken?
Gaat het voedsel in richting 1 of in richting 2?
A
De kringspieren zijn samengetrokken. Het voedsel gaat in richting 1.
B
De kringspieren zijn samengetrokken. Het voedsel gaat in richting 2.
C
De kringspieren zijn niet samengetrokken. Het voedsel gaat in richting 1.
D
De kringspieren zijn niet samengetrokken. Het voedsel gaat in richting 2.

Slide 16 - Quizvraag

Hier zie je een deel van het verteringsstelsel.
Wat is de naam van de aangegeven organen?
Schrijf dit als volgt op:
1 =
2 = (zet een spatie tussen het = teken,
schrijf getallen helemaal op))

Slide 17 - Open vraag

Welke organen op dit plaatje maken verteringssappen ?
Schrijf zowel de nummers als de namen op!!

Slide 18 - Open vraag

Noem drie taken van orgaan 5.

Slide 19 - Open vraag

Een galsteen kan de afvoerbuis van de galblaas afsluiten.
Leg uit dat vet dan minder goed verteerd kan worden.

Slide 20 - Open vraag

Je ziet hier twee reageerbuizen. In de linker reageerbuis (A) wordt een stukje brood gedaan dat fijn gemalen is in de keukenmachine. In de rechter reageerbuis (B) wordt een stukje brood gedaan waar lange tijd op gekauwd is. Nu wordt er jodium in beide reageerbuizen gedaan. Door jodium wordt zetmeel donkerblauw gemaakt.

Welke reageerbuis krijgt de lichtste kleur?
A
reageerbuis A
B
Reageerbuis B

Slide 21 - Quizvraag

Je ziet hier twee reageerbuizen. In de linker reageerbuis (A) wordt een stukje brood gedaan dat fijn gemalen is in de keukenmachine. In de rechter reageerbuis (B) wordt een stukje brood gedaan waar lange tijd op gekauwd is. Nu wordt er jodium in beide reageerbuizen gedaan. Door jodium wordt zetmeel donkerblauw gemaakt.

In welke buis zit dus de minste zetmeel?
A
reageerbuis A
B
Reageerbuis B

Slide 22 - Quizvraag


Bij de vorige vraag heb je een antwoord gegeven over de hoeveelheid zetmeel in de reageerbuis. Denk terug aan jouw antwoord. Hoe komt dat dit gebeurd is?

Slide 23 - Open vraag

In welk deel van het verteringsstelsel wordt de grootste hoeveelheid voedingsstoffen opgenomen in het bloed?
A
In de dikke darm.
B
In de dunne darm.
C
In de maag.
D
In de slokdarm.

Slide 24 - Quizvraag


Je leest hier een aantal beweringen:
 I Door de dikke darm worden vetten opgenomen.
 II In de dikke darm zitten darmvlokken.
 III In de dikke darm leven bacteriën.
 Welke bewering is/welke beweringen zijn onjuist?

A
I en II zijn onjuist.
B
III is onjuist.
C
I, II en III zijn onjuist.

Slide 25 - Quizvraag


Hier zie je een stukje darm. Het is vergroot en schematisch weergegeven.
 De pijlen geven de stroomrichting van het bloed aan.
Joachim heeft twee boterhammen gegeten.
 Op welke van de genummerde plaatsen is een uur na het eten de grootste hoeveelheid enzymen actief?

A
Op plaats 1.
B
Op plaats 2.
C
Op plaats 3.
D
Op plaats 4.

Slide 26 - Quizvraag


Een belangrijke taak van eiwitten in ons voedsel is

A
het leveren van mineralen voor de opbouw van ons gebit.
B
het leveren van materiaal voor de cytoplasmavorming.
C
het leveren van energie voor de lichaamsfuncties.
D
het vormen van reservevoedsel dat in het onderhuids bindweefsel wordt opgeslagen.

Slide 27 - Quizvraag


In de tabel (klik op oogje) zie je de samenstelling van gekookte aardappelen, patates frites, sla en gebakken biefstuk.
Een maaltijd bestaat uit 100 gram gebakken biefstuk, 50 gram sla en 200 gram patates frites.
Hoeveel gram eiwitten bevat deze maaltijd in totaal?
(berekening!)

Slide 28 - Open vraag


Meneer Hendriks weegt 97,2 kg en is 1,85 m lang.
 Tijdens een bezoek aan zijn huisarts krijgt hij te horen dat hij minstens 7,5 kg moet afvallen. Leg uit waarom Hendriks dan beter aardappels dan patat kan eten. Gebruik de tabel bij je uitleg.

Slide 29 - Open vraag


Meneer Hendriks is dertig jaar oud en woont 15 km van zijn werk. Voor deze afstand neemt hij de auto.
De dokter weet dat meneer Hendriks zijn maaltijdgewoonten niet wil veranderen. Welk advies zal de dokter geven?

Slide 30 - Open vraag

Je leest hier een aantal beweringen:
I In de lever wordt het teveel aan glucose en eiwitten opgeslagen.
II In de lever worden schadelijke stoffen uit het bloed gehaald.
III In de lever wordt gal opgeslagen.

Welke beweringen zijn juist?
A
Alle beweringen zijn onjuist.
B
Bewering I is juist.
C
Bewering II is juist.
D
Bewering III is juist.

Slide 31 - Quizvraag

Noem drie taken van de lever.

Slide 32 - Open vraag

Kunnen overtollige eiwitten worden opgeslagen?
A
ja
B
nee

Slide 33 - Quizvraag

In welke stof wordt het teveel aan glucose veranderd?

Slide 34 - Open vraag

Wat gebeurt er met het eiwit als je teveel eiwit eet?

Slide 35 - Open vraag

Voedingsstoffen kunnen de wand van de dunne darm passeren en worden dan via het bloed onder meer naar de lever gebracht.
Hoe heet het bloedvat waardoor de voedingsstoffen vanuit de dunne darm rechtstreeks de lever bereiken?
A
De darmslagader.
B
De leverader.
C
De leverslagader.
D
de poortader.

Slide 36 - Quizvraag