(HAVO) 2.3 Hefbomen + 2.4 Werktuigen

2.3 Hefbomen + 2.4 Werktuigen
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

2.3 Hefbomen + 2.4 Werktuigen

Slide 1 - Tekstslide

Programma
-Formatieve check
10 min
-Oefeningen nakijken
10 min
-Hefbomen
20 min
-Werktuigen
15 min
-Oefenen
25 min

Slide 2 - Tekstslide

Formatieve check
Klik op de link om naar een nieuwe les te gaan, hierbij kan je zelf feedback geven op je leerdoelen:
Checks voor 2.3 Hefbomen + 2.4 Werktuigen

De laatste slide sla je voor nu over, deze is voor het einde van de les!

Slide 3 - Tekstslide

Oefeningen nakijken
Ik loop langs om te controleren of je je spullen bij je hebt en of de oefeningen gemaakt zijn.

De antwoorden staan in het eerste tabblad van de Studiewijzer in Magister.
timer
10:00

Slide 4 - Tekstslide

Afmaken 2.2
We moeten eerst de resterende stof afmaken van 2.2. Daarna gaan we aan de slag met 2.3.

Slide 5 - Tekstslide

Resultante kracht
De resultante kracht (Fres) is de optelsom van alle krachten.
Als Fres = 0, dan is het voorwerp in evenwicht en beweegt het niet.

Fres bepaal je dus door de krachten bij
elkaar op te tellen als ze dezelfde 
kant op
gaan. 
En aftrekken als ze
tegenovergestelde 
kanten op gaan.

Slide 6 - Tekstslide

Joey doet een wedstrijdje armpjedrukken tegen zijn vader. Om het eerlijker te maken helpt zijn zus ook mee. Vader duwt met een kracht van 189 N naar rechts. Joey duwt met een kracht van 93 N naar links, zijn zus met 98 N.
Bereken welke partij aan de winnende hand is. Gebruik het stappenplan, of maak een tekening voor jezelf!

Slide 7 - Open vraag

(VWO) Krachten samenstellen
Hoe bepaal je de richting en kracht van Fres, als 2 krachten in verschillende richtingen staan?
De parallellogrammethode!

De stappen die je moet doen staan nog een keer uitgelegd in je boek.

Slide 8 - Tekstslide

Opsplitsen
VWO 3 heeft een hele andere 2.3 en 2.4 dan HAVO.

Daarom gaat VWO nu zelfstandig aan de slag met hun eigen 2.3 (2.4 hoeft dus niet)

Slide 9 - Tekstslide

Leerdoelen
Wat behandelen we vandaag?

  • Je kunt het principe van een hefboom uitleggen.
  • Je kunt berekeningen maken met het verband tussen moment, kracht en arm.
  • Je kunt de arm van een kracht meten.
  • Je kunt rekenen met de momentenwet.
  • Je kunt verschillende soorten hefbomen onderscheiden.
  • Je kunt hefbomen in werktuigen herkennen.
  • Je kunt bij werktuigen rekenen met de momentenwet.

Slide 10 - Tekstslide

Wat is een hefboom?

Slide 11 - Open vraag

Een hefboom
Een hefboom is vaak een plank dat op een draaipunt zit.

Deze kan dus naar links toe vallen of naar rechts, dat is afhankelijk van hoeveel kracht er aan beide kanten zit.

Zit er links 100 N en rechts 20 N, dan valt de hefboom naar links.

Slide 12 - Tekstslide

Het moment
Voor evenwicht zijn dus 2 factoren van belang: De grootte van de krachten en de afstand tussen de krachten en het draaipunt, dit heet de arm.
Deze 2 factoren kan je combineren tot 1 begrip, het moment (M).

Slide 13 - Tekstslide

Ga met een berekening na hoe groot het moment is.
De kracht op de trapper is 500 N. De arm is 9,0 cm.

Slide 14 - Open vraag

Wanneer is een hefboom in evenwicht?

Slide 15 - Open vraag

De momentenwet
De momentenwet geeft aan of er evenwicht is in de hefboom.

Wanneer alle momenten links (L) op de hefboom even groot zijn als de momenten rechts (R) op de hefboom, is er evenwicht.

M1L + M2L + ... = M1R + M2R + ... 

Slide 16 - Tekstslide

Ga met een berekening na of de hefboom in
evenwicht is. De gewichtjes zijn alle vijf even
zwaar: 0,50 N.

Slide 17 - Open vraag

Werktuigen
Werktuigen zijn hefbomen die wij in het dagelijks leven vaak gebruiken.
Omdat ze vaak 1 lange arm hebben en 1 korte arm.

Dit zorgt ervoor dat je op de lange arm maar een klein beetje kracht hoeft uit te oefenen, waardoor er een hele hoge kracht ontstaat bij de kleine arm.

Het plaatje hiernaast geeft een voorbeeld van een werktuig. Je zet een kleine kracht op de schroevendraaier, waardoor er een grote kracht bij de top ontstaat om de verfblik te openen.

Slide 18 - Tekstslide

Bereken hoeveel Newton er
gaat werken op de verfpot.

Slide 19 - Open vraag

Geef een voorbeeld van een werktuig.

Slide 20 - Open vraag

Werktuigen

Slide 21 - Tekstslide

Soorten werktuigen
Je kan werktuigen onderverdelen in 2 categorieën:
  1. Enkele hefbomen = Een werktuig dat maar gebruik maakt van 1 hefboom, zoals een koevoet.
  2. Dubbele hefbomen = Een werktuig dat gebruik maakt van 2 hefbomen, zoals een schaar.

Geen zorgen, de berekeningen blijven hetzelfde!

Slide 22 - Tekstslide

De nijptang wordt dichtgeknepen met
een spierkracht van 10 N.
Bereken de krachten op de spijker.

Slide 23 - Open vraag

Gekke werktuigen
Het kan soms zijn dat het draaipunt helemaal niet tussen links en rechts zit, maar dat beide armen aan de linker of rechterkant zitten. Zoals bij een kruiwagen.

Nog steeds zijn de berekeningen hetzelfde!

Slide 24 - Tekstslide

Oefeningen
Ga aan de slag met de volgende oefeningen:

Hoofdstuk 2 Paragraaf 2:
7, 8, 9

Hoofdstuk 2 Paragraaf 3:
2, 3, 4, 6, (7)

Hoofdstuk 2 Paragraaf 4:
5, 7, 8


Slide 25 - Tekstslide

Welke leerdoelen beheers je?
Klik op de link, deze opent weer de check. Vul nu de laatste slide in:

Slide 26 - Tekstslide