Hoe vind je de persoonsvorm in een zin?
1. In een ver verleden liep Ruud de zebra door de woestijn.
- Maak er een vraagzin van:
Liep Ruud de zebra in een ver verleden door de woestijn?
- Verander de tijd van de zin
In een ver verleden loopt Ruud de zebra door de woestijn.
- Verander het getal van de zin
In een ver verleden liepen de zebra's door de woestijn