Herhaling 3.3

Nederlands
Meneer Meekma
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Nederlands
Meneer Meekma

Slide 1 - Tekstslide

Week 19
Extra les over 1.4 t/m 5.4
Voorbereiding op 17 mei

Slide 2 - Tekstslide

Deze les gaat over:
Schrijven zakelijke mail
verwijswoorden
signaalwoorden van volgorde en tijd
Actief formuleren
instructiezinnen maken

Slide 3 - Tekstslide

Lesdoel:
Je kennis ophalen

Slide 4 - Tekstslide

Wat je moet weten voor de toets
  • Wat de juiste manier is om een zakelijke mail te schrijven.
  • Wat actief formuleren van een zin betekent. 
  • Redenen waarom je actief formuleert.
  • Signaalwoorden bij tekstverband reden, tegenstelling, conclusie, volgorde en tijd aangeven. 
  • Verwijswoorden dat, die, wat. 
  • Instructiezinnen maken, hoe je dat doet. 

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Let bij zakelijke mail op:
juiste spelling;
dat je witregels gebruikt tussen de alinea's

Slide 7 - Tekstslide

Verswijswoorden dat, die, wat
Dit is te vinden op p. 37 boek A

Slide 8 - Tekstslide

Waarnaar verwijst dat?
Noteer. -> 30 seconden

Slide 9 - Open vraag

Waarnaar verwijst die?
Noteer. -> 30 seconden

Slide 10 - Open vraag

Waarnaar verwijst wat?
Noteer. -> 30 seconden

Slide 11 - Open vraag

Actief formuleren
Wat is dat en waarom doe je dat?

Slide 12 - Tekstslide

Als je een zin actief formuleert, wat maak je duidelijk?
Noteer. -> 30 seconden

Slide 13 - Open vraag

Wat zijn drie redenen om actief te formuleren? 1 minuut
Noteer. -> 30 seconden

Slide 14 - Open vraag

Signaalwoorden
bij tekstverband reden, tegenstelling, conclusie
volgorde en tijd.

Slide 15 - Tekstslide

Welk tekstverband geeft 'maar' aan?
Kies uit conclusie/reden/tegenstelling

Slide 16 - Open vraag

Welk tekstverband geeft 'omdat' aan?
Kies uit conclusie/reden/tegenstelling

Slide 17 - Open vraag

Welk tekstverband geeft 'kortom' aan?
Kies uit conclusie/reden/tegenstelling

Slide 18 - Open vraag

Instructiezinnen maken
Hoe je dat doet.

Slide 19 - Tekstslide

Instructiezinnen maken
Zin begint met een werkwoord.

Voorbeeld
"De campingbrander moet je op een droge ondergrond zetten" wordt "Plaats de campingbrander op een droge ondergrond."

Slide 20 - Tekstslide